Na Pearl dompelen choreograaf Ed Wubbe, zijn Scapino Ballet Rotterdam en de muzikanten van Combattimento zich opnieuw onder in de barok. Daarin zijn de omgangsvormen gestileerd, de decors weelderig en de menselijke verhoudingen giftig; met zowel de sociale als de fysieke hygiëne was het slecht gesteld. De decadente hofcultuur is de basis voor beeld en beweging van deze stijloefening. Dans lijkt daarbij niet het belangrijkste.

Scapino Ballet Rotterdam gaat er prat op dat het gezelschap mensen naar zijn voorstellingen krijgt die anders niet naar het theater zouden gaan. Dat lukte bij de première goed. Binnen een half uur was er al een puber uit de rij voor me naar de wc gegaan, teruggekomen omdat hij die niet kon vinden en opnieuw gegaan, nu met zijn vader. Een voor een kwamen ze terug. En naast me zat een peuter van drie of vier. ‘Zo, jij mag lekker laat opblijven.’ Grijns van het meisje. ‘Ja, het is de eerste keer’, zei de trotse moeder, en dat terwijl Scala niet echt een 3+-voorstelling is. Tijdens de voorstelling wisselde het meisje fanatiek zijwaarts hoofdschudden (vast een teken van vroege kunstzinnige ontvankelijkheid en liefde voor barokmuziek) af met praten, klappen, op en af moeder klimmen en dwalen over het eerste balkon. Ik had het gevoel dat ik in een column van Sylvia Witteman terecht was gekomen.

Daarbij speelde Combattimento mooie barokmuziek. Het waren niet the usual suspects die op de lessenaar stonden, maar Muffat, Albicastro, Ferrandini en Stefani. En nog een toefje Vivaldi en Händel. Na de vloeiende muziek van Pearl, schrijft Wouter Mijnders, artistiek leider van Combattimento, kiest het ensemble voor de rauwe kant van de barok, met harde overgangen tussen sferen en emoties. Het had van mij best nog wat harder gemogen. De muziek is de motor van de voorstelling. Hoogtepunten zijn de bijdragen van sopraan Cristina Grifone en countertenor Kaspar Kröner, die ook een schitterend duet zingen.

Op die muziek bevolken fraai uitgedoste wezens het toneel, in zwart, zilver en goud. Opvallend aan de kostuums van Pamela Homoet zijn de zijwaartse uitbouwen van de heupen, die paniers blijken te heten. Daar vanaf stromen golvende, transparante rokken. Bonnie Doets is de koningin in hun midden, met gouden verf waar anderen haar hebben. Goldfinger zorgde voor een dekkende laag goud over de meisjes die hij kwijt wilde, waardoor ze stierven, Dat maakt van Ed Wubbe een vriendelijk soort Goldfinger.

En o ja, er wordt ook nog gedanst. Door zeventien dansers nog wel, die samen vaak mooie tableaux vivants laten zien. Beweging lijkt in Scala eerder in dienst te staan van het visuele en muzikale evenement dan dat het een manifestatie is van een ambitieus dansgezelschap. De bewegingen zijn vaak ingegeven door de nuffig gestileerde menselijke verhoudingen: al dan niet beantwoorde omhelzingen, smachtende bikken en gebaren, reiken en missen, wulpse uitnodigingen en botte afwijzingen.

Klaterende en gemene lachjes en krankzinnige uitroepen horen daar ook bij. Eelt op de ziel was net zo nodig voor een carrière aan het hof als schitterende kleren en een scherp gevoel voor politiek en intermenselijke verhoudingen. ‘De mensen met geld waren ontiegelijk rijk’, zei Wubbe in een interview. ‘Ze deden niets anders dan zuipen, neuken en achter elkaar aanzitten. Daar konden armen alleen maar van dromen. Het contrast is leuk om theater over te maken.’ De armen vonden dat contrast vast minder leuk. Ze krijgen geen plaats in de voorstelling.

Regelmatig roept er iemand hunkerend ‘Giacomo!’. Casanova, mogen we vermoeden. Kennelijk speelt hij ook nog een rol in het geheel, maar eerder als symbool dan als personage. ‘In Wubbes theatrale en operateske enscenering draait alles om menselijk drama’, vertelt het programmaboekje. Dat klopt niet; er wordt hooguit naar verwezen, net zoals de videoprojecties van de spelers licht verwijzen naar de preoccupatie van onze cultuur met het uiterlijk. In Wubbes enscenering draait het om de enscenering, en die is mooi. De muziek is goed, de zang is sterk, de dans is prima uitgevoerd, maar weinig memorabel.

Scala is de laatste productie in het jubileumjaar van Ed Wubbe. In vijfentwintig jaar heeft hij Scapino uitgebouwd tot een vaste waarde in de Nederlandse danswereld. Na de voorstelling werd hij terecht in het zonnetje gezet: de Rotterdamse cultuurwethouder maakte bekend dat Wubbe voortaan door het leven mag galopperen als ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.

Foto: Hans Gerritsen