In de reeks toneelstukken over filosofen die Stefaan van Brabandt maakt bij Het Zuidelijk Toneel ging gisteren in Schouwburg Concertzaal Tilburg het fantastisch gespeelde Sarte & De Beauvoir in première. Frank Focketyn en Sien Eggers vertellen en spelen het verhaal van hun personages wondermooi. Ze sturen hen met grote rust richting de prikkelende en soms ongemakkelijke grenzen van de filosofie die zij tot leidraad van hun levens maakten.

Daar zitten ze op twee terrasstoeltjes, een gevuld whiskyglas voor hem en een wijnglas voor haar op het marmeren tafelblad. Alsof we zo op ze stuiten op de stoep bij Les Deux Magots of Café de Flore, hun favoriete Parijse cafés. Hij in coltrui (weliswaar wit) en pantalon, zij elegant als altijd met gelakte nagels, gekleed in een zijden rok en satijnen blouse. Maar geen dikke bril voor hem, en geen sigaretten voor haar. Eggers en Focketyn zitten er ook zelf.

Je moet wel van tekst houden als je deze voorstelling gaat zien, want het is zitten en praten wat ze doen, de twee filosofen. Maar Eggers en Focketyn leggen in dat zitten en praten zo’n rust en plezier dat je helemaal volgt wat ze betogen. En wat ze doen: vertrekkend vanuit de woorden sleuren ze elkaar naar de randen van de rol, waar ze zelf zitten, twee acteurs die precies weten waar ruimte is voor een lach of waar het stil moet zijn, die op elkaar ingespeeld zijn en elkaar opstuwen, en die steeds in contact staan met elkaar en de zaal. ‘Ik mag dat toch zeggen hè’, zegt Eggers dan, om Sartre vervolgens een lelijke steek onder water te geven – niet knap, geen fantastische minnaar, aan de drank en pillen. En Focketyn maar incasseren.

De vertelvorm klopt met de vertelde levens; De Beauvoir en Sartre vertellen al gauw hoe ze voornamelijk leefden in woorden, door de hele dag te schrijven, lezen en praten. Des te effectiever is het als Focketyn temidden van al dat gepraat heel even opstaat om een piepklein dansje te doen. Die vorm heeft ook veel weg van een documentair interview met het filosofenpaar, zoals dat uit 1967 door Madeleine Gobeil en Claude Lanzmann, alleen is hier de interviewer ertussenuit gemonteerd. Proloog en epiloog zijn als in zo’n documentaire als voice-over te horen, alsof de camera bij aanvang op ze aanstuurt weer uitzoomt aan het eind.

Aan de hand van de ijkpunten uit hun gezamenlijke geschiedenis ontvouwen de twee de filosofie van het existentialisme; het menselijke ‘zijn’ is een voortdurend ‘worden’, zonder God, zonder vooropgezet doel, zonder ooit echt samen te vallen met zichzelf. De mens is zelf verantwoordelijk in het vormgeven van het leven – Sartre zegt: vrijheid is wat je doet met wat je is aangedaan. Het vraagt misschien een bepaalde mate van onthechtheid om dat zo te zien, en om dat niet eng te vinden.

Hij en De Bauvoir wilden ontsnappen aan het burgerlijke keurslijf dat ze zagen als een cocon tegen de angst. En tegen de authenticiteit van een vrij individu. Nadat ze elkaar leerden kennen op de universiteit, waar ze beiden een examen deden om filosofie te mogen doceren, sloten ze een pact, in plaats van te trouwen. Dat bestond uit drie grondbeginselen: geen monogamie, geen jaloezie, en volledige transparantie. Maar gaandeweg wordt duidelijk dat er toch dingen verborgen gehouden werden, en vooral dat deze onderlinge afspraak voor de verschillende buitenpartners – met name de jonge vrouwen – helemaal niet zo’n kans bood om hun eigen authentieke, verantwoordelijke zelf te worden. Vandaag dringt zich direct de vraag op: wat konden zij doen met wat hen werd aangedaan? Hoe vrij liet het pact hen? Hoe ver kun je gaan in je streven naar je authentieke zelf zonder de ander iets aan te doen?

Eggers en Focketyn zitten er zo rustig bij, alsof er helemaal niet gespeeld wordt, maar alsof zij gewoon twee ouder geworden mensen zijn die terugkijken op hun levens. Af en toe steekt de leraar in hen de kop op, dan controleren ze met een vraag en een vorsende blik op het publiek of wat ze verkondigen wel aanslaat. Om dan net even vilein te constateren dat wij wel inzien dat het klopt wat ze zeggen, maar dat we het nog ontkennen.

Foto: Koen Broos