Sammy is de lul – Sammy is behóórlijk de lul. Vrijdag ging hij nog gewoon naar de kroeg om een pilsje te pakken, zondagochtend wordt hij wakker in een politiecel en kan niets meer zien. Wat er de tussenliggende dag is gebeurd, is weggezakt in het drabbige moeras van zijn herinneringen, waaruit slechts af en toe een flard opborrelt. ‘Ik ben blind,’ constateert hij bedaard als tot hem doordringt wat er met hem aan de hand is. ‘Geen paniek, gewoon een probleem erbij.’

Maar zo simpel liggen de zaken natuurlijk niet. Sammy is de lul, dat beseft hij ook wel. Hij ziet geen moer, heeft geen cent op zak, bij thuiskomst blijkt zijn vriendin pleite – het leven heeft er, op z’n zachtst gezegd, wel eens florissanter voor gestaan. Als een nuchter mantra weerkaatst het tussen de zacht weerspiegelende zwarte wanden, waaruit het toneelbeeld is opgetrokken: ‘Ik ben de lul.’ Niettemin struikelt hij zich zo goed en zo kwaad als het gaat een weg langs bureaucratische uitkeringsinstanties, hulpvaardige buren, ziekenhuizen en politiebureaus in een poging de nieuwe situatie het hoofd te bieden.

James Kelman (1946) beschreef Sammy’s tastende zoektocht in een met slang en schuttingtaal doordrenkte stream of consciousness, die hem in 1994 de Man Booker Prize bezorgde. How Late is Was, How Late past naadloos in zijn oeuvre, waarin hij de kleine man uit de Schotse arbeidersklasse voor het voetlicht brengt en zijn strijd om het bestaan verwoordt in een rauwe mengeling van spreektaal en poëtische bespiegelingen.

Mirjam Koen, een van de artistiek leiders van het Rotterdamse O.T. Theater, koos de roman als basis van een muzikale trip door de warrige gedachtewereld van een man op drift met Bert Luppes als dolend middelpunt. Net als met haar eerdere voorstelling Tenzij je geluk hebt, naar Carol Shields’ roman Unless (2002), kiest Koen niet voor het gemak van een populaire bestseller, maar zoekt ze het in uitzonderlijke verhalen. Wat Unless en How Late is Was, How Late (op toneel The Man of Moods) gemeen hebben, is dat beide verhalen momentopnamen zijn uit levens die behoorlijk in de soep zijn gelopen zonder dat de personages zicht hebben op beterschap. Dat klinkt somberder dan het is; wat de romans immers óók bindt, zijn hun laconieke vertellers, die de zwaarte van het leven met een zekere lichtheid tegemoet treden. Kelmans Sammy doet dat met een hoop gevloek en getier, maar zonder in zelfbeklag te vervallen.

Met Luppes castte Koen een prachtige krachtige Sammy. Zijn sliertige grijze haren en ongeschoren tronie geven hem de juiste verloederde uitstraling die aan zijn personage kleeft. In een oversized leren jack schuift hij met dichte ogen over de kale speelvloer, even zwart als de donkerte in Sammy’s kop. Luppes’ spel is een knappe mix van berusting, strijdvaardigheid en wrange humor. Hij is een loser ja, maar geen zielige. ‘Nog een geluk dat ik nooit een liefhebber van tv ben geweest,’ merkt hij op, terwijl hij bijna van het randje van de bank sodemietert. Sammy heeft meer met radio, om preciezer te zijn: met muziek.

Hier heeft Koen dankbaar haar theatrale kansen gegrepen. Waar Kelman als schrijver alleen woorden tot zijn beschikking had om de muziek in Sammy’s gedachten te laten weerklinken, kan Koen die als regisseur werkelijk laten horen. Ze contracteerde The Sadists, de jonge muziektheatermakers die onder de vleugels van Orkater hard op weg zijn hun naam als theatrale muzikanten te vestigen. Geïnspireerd op de songs uit het boek componeerden zij een soundtrack van bestaande en zelfgeschreven nummers die Sammy’s wisselende gemoedstoestand raak onderstreept.

Een wanhopige aftreksessie wordt begeleid door rauwe gitaarmuziek, sentimentele zwakte gaat gepaard met een Disney-klassieker. Net als in Orkaters Richard III zijn Viktor Griffioen en Erik van der Horst in Man of Moods muzikant en acteur tegelijk. Samen met Romana Vrede en Tom Struyf vertolken ze de passanten in Sammy’s leven. Dat zijn flat characters, maar dat weerhoudt de spelers niet uit te pakken. Griffioen speelt Sammy’s introverte zoon Peter met een mengeling van liefdevolle bezorgdheid en distantie; Vrede kruipt net zo makkelijk in de huid van een hautaine medewerkster van de sociale dienst als in die van Sammy’s opgefokte kroegmaat.

‘Weet je wat ik bedoel, weet je wat ik bedoel,’ roept ze, terwijl ze zenuwachtig om Sammy heen draait. Daarmee legt ze de vinger ongewild op de zwakke plek van de voorstelling. Want dat is het probleem: het publiek weet vaak niet wat de personages bedoelen. Tussen de regels wordt van alles gezegd, maar veel daarvan blijft onverstaanbaar. Zo tast de toeschouwer evenzeer in het duister als de blinde Sammy. Het is een minpunt, maar geen al te groot. Wat bij blijft is een sfeer van weemoedigheid, van pech met een hoofdletter maar zonder zwaarte, en de oorstrelende klanken van eufonisch muziektheater. In een fijn ensemble van acteurs en muzikanten is Luppes het gedenkwaardige middelpunt, fraai uitgelicht met handgestuurde spotlights. Voor even volgen we hem op zijn pad voor hij in de duisternis verdwijnt.