Let op, dit wordt de langste lead uit mijn recensenten-carrière! Dat verdient een van de mooiste finales uit de geschiedenis van De Nationale Opera. Achter een zuilengalerij ligt de echte wereld in brokstukken. Voor op het podium vrijt de bebloede Salome in haar illusoire geesteswereld met het lijk van Johannes. En het volk? Het volk kijkt apathisch toe of weg. Pas wanneer het oorverdovende applaus klinkt valt alles op zijn plek. Dan snap je waarom Johannes zojuist werd opgediend in een enorme zilveren schaal waarin Salome letterlijk een bloedbad nam: het is een doopvont. Een ijzersterk symbool voor het begin van nieuw leven, want dat is waar de Salome van Richard Strauss voor regisseur Ivo van Hove over gaat. Alles moet kapot om opnieuw te kunnen beginnen.

Er is geen twijfel mogelijk: deze nieuwe productie van De Nationale Opera gaat een blijvertje worden en zal hopelijk nog vele malen een reprise beleven. Het is een productie waarmee De Nationale Opera aan het einde van dit theaterseizoen laat zien wat voor enorme kwaliteitslag het gezelschap in de periode Pierre Audi (1988-2018) heeft doorgemaakt. Deze Salome (de vierde regie van toneelregisseur Ivo van Hove bij De Nationale Opera) kan zich meten met het beste wat er momenteel in de internationale operahuizen te zien en te horen is. Superlatieven schieten te kort. Alles klopt in deze enscenering: zowel muzikaal als theatraal. Het is een enscenering die in alle opzichten recht doet aan de psychologische, maar ook poëtische kracht van dit werk.

Opmerkelijk genoeg stond de partituur van Salome bij het Koninklijk Concertgebouworkest voor het laatst in 1964 op de lessenaar. Ditmaal werd het een triomf voor chef-dirigent Daniele Gatti en de orkestmusici. Gatti, die zo’n beetje in de operabak van Bologna geboren werd, liet horen wat een echte operadirigent vermag. Hij creëerde een perfecte eenheid tussen de musici in de bak en de solisten op het podium. De muziek van Strauss ademde, snoerde de keel van menig luisteraar met scherpe dissonanten en kwam in zijn volle harmonische en emotionele rijkdom tot bloei met als absoluut hoogtepunt: de huiveringwekkend mooi gespeelde Dans met de zeven sluiers.

Daar leverde regisseur Ivo van Hove een sterk staaltje vakmanschap. Terwijl op het achterdoek een film werd geprojecteerd waarop Salome een duet met Johannes danst, stond Salome er op het podium alleen voor en danste ze zich uit de naad in een overrompelend expressieve choreografie van choreograaf Wim Vandekeybus. Het is slechts een van de vele geslaagde voorbeelden waarop Van Hove de toeschouwer genadeloos meeneemt in het hoofd van Salome en zo een grote psychologische gelaagdheid creëert.

Fenomenaal waren ook de prestaties van de solisten. Wat een perfecte cast bracht De Nationale Opera hier op het podium bijeen! Een cast die zelfs in de kleinere bijrollen overtuigde. Sopraan Malin Byström (Salome) debuteerde in Amsterdam met een stem die groots klonk in de kleinste details. Het was juist de kwetsbaarheid en niet zozeer de gewelddadige krankzinnigheid, die bij dit personage nogal eens wordt uitvergroot, waarmee Byström haar rol zowel vocaal als theatraal een grote zeggingskracht en geloofwaardigheid gaf. Minstens zo imposant was Doris Soffel als de ‘bitchy’ echtgenote van Herodes (Lance Ryan) en ’tattoo-boy’ Evgeny Nikitin als Jochanaan. Kortom, een Salome om nooit meer te vergeten en vooral te gaan zien.

Foto: Clärchen & Matthias Baus