Een sterke vrouw ontleent haar kracht niet aan de momenten waarop ze vuur spuwt, maar aan haar kwetsbare ogenblikken. De nieuwe productie van Stichting Julius Leeft! is een monoloog van een Curaçaose vrouw, geïnspireerd op de femme fatale uit de noirs van Hitchcock. Afgezien van het feit dat les femmes in Hitchcock niet fatales zijn, zijn ze ook vaak eerst slachtoffer, om daarna de onafhankelijke leeuwin te kunnen worden die ze tot femme maakt. Zonder strijd immers geen overwinning. Maar precies die kwetsbare kant ontbreekt in Saida – de liefde overleeft. En hoe krachtig kan deze vrouw dan nog worden?

We zien Saida (Paulette Smit) als ze tegenover de rechter verhoord wordt over haar overspelige echtgenoot Rudy Paloma. Want de liefde mag dan overleven, haar man doet dat niet. Die werd op een dag aan de rand van de weg teruggevonden. Vermoedelijk vermoord door één van zijn andere vrouwen. (Althans, dat is Saida’s versie. We komen er niet achter hoe fataal deze vrouw wellicht toch is.) Saida doet wat ze moet doen om zichzelf en haar zes kinderen te onderhouden. Ze trekt af en toe haar rok omhoog voor de groenteboer, zodat ze met het geld een Grote Bosatlas kan kopen. Van haar man Rudy houdt ze met hart en ziel, al is hij haar ontrouw. Ze brak ooit met haar ouders om met hem, ‘slechts’ een taxichauffeur, te kunnen trouwen. Haar moeder nam later nog wel eens contact op, haar vader zag ze pas terug bij zijn begrafenis.

De tekst (van de hand van Smit zelf) is een feest der herkenning voor het publiek dat uit overwegend Curaçaose vrouwen bestaat: ‘Mannen zijn hopeloos. En vrouwen zijn gek dat ze zich steeds weer door hen laten inpakken.’ Die boodschap gaat erin als zoete koek. De metafoor van de man als hond die elke dag bij zijn vrouw komt voor een koekje (seks) is een treffende illustratie van de man-vrouwverhouding die Smit schetst. Is dat beeld inmiddels niet achterhaald? De instemmende reacties van het publiek doen het tegenovergestelde vermoeden.

Je voelt je als kijker soms wel wat bespeeld bij deze voorstelling. Na enkele zinnen over Saida’s liefde voor Rudy – we zitten nog maar aan het begin van het stuk – volgt er al melancholische pianomuziek om de woorden een dramatisch effect te geven. En daar is het nog veel te vroeg voor. Dat is alsof iemand die je nog nauwelijks kent, je plompverloren vraagt om je diepste zielenroerselen aan hem toe te vertrouwen. Ho ho, denk je dan, zo gemakkelijk gaat dat niet! Bovendien is het niet des femmes. Een ware leeuwin probeert geen medelijden op te wekken met dramatische pauzes, maar oogst bewondering door stevig voorwaarts te stappen. Ondanks haar verdriet en zelfs als ze het monster recht in de bek kijkt.

De wat slepende timing van Paulette Smit – steeds net te laat – werkt in dat opzicht niet mee. Het zorgt ervoor dat sommige mooie zinnen te weinig nadruk krijgen en de spanningsboog wat slap hangt. De aandacht dwaalt dan onwillekeurig af naar de zwart-witbeelden op de achtergrond: prachtige, grote bruine ogen van schoolgaande kinderen van toen Curaçao nog een kolonie was. Stichting Julius Leeft! maakt geëngageerd theater, ditmaal om de positie van de Curaçaose vrouw te belichten die soms slachtoffer wordt van armoede en het machismo van de man.

Maar je krijgt de Antilliaanse vrouw er niet zomaar onder. En tegen het einde van de voorstelling laat Paulette Smit ons dat ook eindelijk zien. Met een soevereine kwetsbaarheid vertelt ze hoe ze aan het graf van haar vader staat. ‘Ik ben er nog. Ik ben er nog en het gaat het goed met me.’ Vanaf die passage groeit Smit een stel manen en zien we warempel de leeuwin verschijnen.

Foto: Jean van Lingen