De grote kracht van de nieuwe voorstelling van Abke Haring ligt in de subtiele manieren waarop ze in Safe space afwijkt van haar artistieke signatuur.

In het volle werklicht staan de drie actrices (Abke Haring, Marlies Heuer en Ella Kamerbeek) nog wat te overleggen voor het begin van de voorstelling. Hun op onverstaanbaar volume gevoerde gesprek lijkt soms wat geagiteerd, alsof er kleine artistieke meningsverschillen bestaan; Haring legt nog even een grote boomtak op de speelvloer recht. Uiteindelijk lopen ze gedrieën naar de tafel en stoelen vooraan en nemen ze plaats.

Het naturalistische begin is een interessante afwijking van Haring gebruikelijke stijl. Haar strak vormgegeven voorstellingen voelen vaak claustrofobisch aan, gesloten werelden waaraan de personages niet kunnen ontsnappen, gevangen in een existentiële eenzaamheid die ze niet kunnen overbruggen. De verwijzing naar een werkelijkheid buiten die verstikkende realiteit geeft Safe space vanaf het begin een andere lading mee.

Na de opening belanden we echter met een lichtwissel en een plotse verstarring van de spelers weer in het gestileerde universum waar het werk van Haring bekend om staat. Terwijl de acteurs langzaam van positie wisselen horen we op de door Heuer ingesproken voice-over de zielenroerselen van een vrouw die haar eigen zoektocht naar houvast becommentarieert. De korte, poëtische taal van Haring is in Safe space wat beschouwender van aard dan we van haar gewend zijn, optimistischer ook, minder wanhopig – hoewel er van een worsteling sprake is, lijkt het alsof er voor deze vrouw minder op het spel staat. Ze is steeds in controle, ook al gaat de tekst juist over het loslaten daarvan.

De stijl van Haring sluit uitstekend aan bij een periode waarin we allemaal een gevoel van opsluiting en eenzaamheid ervaren. De manier waarop componist Jimi Zoet de tekst laat na-echoën benadrukt het gevoel gek te worden van je eigen gedachten, het dwangmatige cirkelredeneren, de monomane focus op de eigen directe omgeving. De drie actrices lijken door hun choreografie drie aspecten van hetzelfde personage te zijn – hun samenzijn geeft geen verlichting aan het gevoel van isolement, omdat ze vooral op zichzelf gericht zijn.

Maar er gebeurt iets vreemds: misschien valt Safe space wel net iets te véél samen met de tijd die we doormaken. De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat we zó zeer gefocust zijn op het thema van isolatie en de hunkering naar contact dat je als theatermaker van goeden huize moet komen om nog iets aan dat thema toe te kunnen voegen. De actualiteit lijkt Harings fascinaties en obsessies zo tot banaliteit te reduceren – het perspectief dat Safe space biedt is te herkenbaar en leidt tot een zekere verveling. Ook het einde van de tekst, waarin de verteller nieuwe persoonlijke ruimte vindt binnen de opsluiting, doet te zeer denken aan de positieve draai die er door talloze leunstoeldenkers al aan de sociale lockdown is gegeven: onthaasting als de grote winst van een vernietigende pandemie.

Maar waar Haring in de tekst zelf niet tot interessante nieuwe gedachten komt, doet ze dat des te meer in de enscenering eromheen. Het einde van het stuk keert terug naar het begin: wederom bespreken de spelers onhoorbaar hetgene waar ze straks weer aan gaan beginnen. Door het stuk zelf zo tot object van studie en revisie te maken ondermijnt de maker de heiligheid van het theatrale universum dat het stuk overheerst. Zo zet ze twee perspectieven tegenover elkaar: het dichtgetimmerde perspectief van het individu en de conflictrijke – en daarmee minder veilige – wereld van de dialoog tussen gelijken. Juist door de slinkse bevraging van haar eigen artistieke signatuur maakt Abke Haring Safe space tot een spannende en gelaagde ervaring.

Foto: Sanne Peper