Wie zich waagt aan een bewerking van de Sacre du printemps uit 1913, weet dat vele grote choreografen als Pina Bausch, Béjart en Van Manen hem voor waren. Honderd jaar na de wereldschokkende première in Parijs verschijnt opnieuw een reeks bewerkingen, zo ook van de Frans Duitse choreograaf Laurent Chétouane.

Een dubbele wenkbrauw, een wit voorhoofd, een zwarte streep of rode blos op de wangen; de gezichten van de dansers van Chetouanes choreografie zijn lichtjes geschminkt. Gekleed in zwarte korte broeken, onopvallende shirts en donkere sokken lijken de dansers zo uit de repetitie weggelopen. Alles is sober aan de Sacre van deze in Berlijn werkende Fransman, die zijn carrière begon als theaterregisseur maar het toneel inruilde voor de dans.

Met hun gesticulerende, geïsoleerde armbeweging en hun starende ogen hebben de zeven dansers aanvankelijk iets weg van een marionettencorps. In afwisselende chaotische en georganiseerde patronen bewegen ze door de ruimte, elkaar ontmoetend in een korte emotieloze  omhelzing, een strakke lijn, een cirkel. In Sacré sacre du printemps creëert Chetouane een spanning tussen de muziek van Stravinksy en de nieuwe compositie van Leo Schmidthals. Spannend zijn de momenten waarin die compositie lange stiltes laat vallen en de muziek via de bewegende lichamen van de dansers resoneert.

Hoe sober de choreografie ook is, deze bewerking van de Sacre du printemps vraagt een geduldige houding van de kijker en is bepaald geen eenvoudige kost. In Sacré sacre du printemps gaat Chetouane namelijk recht tegen de dramaturgische lijn van het origineel in. In zijn bewerking bestaan geen slachtoffers of daders en wordt niemand geofferd. Eerder zoekt hij naar de consequentie van een tegengestelde inhoud; een maatschappij waarin geen offers zijn.

Hoewel de muziek zo nu en dan versnelt en de dramatische passages van het originele werk wel degelijk te herkennen zijn, kent deze bewerking weinig meer drama dan wat droog stampvoeten, enkele onverwachte handslagen op de wand en de diepe ademhaling van een uitputtingsslag. Ter afkoeling blazen de dansers terloops in elkaars gezicht. Als ze de eerste rijen van het publiek opzoeken wordt het gehijg hoorbaarder en valt het druppelend zweet bijna in je nek.

Of dat een keuze is of niet, ergens in het gebouw is het offervuur toch opgestookt. Het is loeiwarm in het Academietheater in Utrecht. Je vraagt je af hoe de dansers het vol hebben gehouden in de bedwelmende sauna. Het geeft te denken. Chetouane legt het stuk immers zelf op de offerschaal, door zijn bewerking vooral een studie te laten zijn naar het inhoudelijk contrast van het origineel. Een gelegitimeerde keuze voor een stuk dat zowel de muziek- als de danswereld honderd jaar geleden in beroering bracht en grenzen verlegde. Of de boodschap van dit hermetische werk ook aankomt is de vraag.

Foto Oliver Fantitsch