Het volgepakte Brandhaardenfestival in de Amsterdamse Stadsschouwburg zet je soms voor vreemde combinaties. In de vroege maandagavond las de oudere actrice van de Münchner Kammerspiele Hildegard Schmahl in het Goethe Instituut een in het Duits vertaald fragment uit Leven en lot van de Russische schrijver Vassili Grossman. Daarin gaat hij heel ver. Hij beschrijft van binnenuit hoe zijn oude, joodse moeder samen met vele anderen in de gaskamer wordt gedreven en vermoord. We zijn bij haar tot haar allerlaatste gedachte en gevoel. Deze tekst wordt voorafgegaan door het heftige La notte van Franz Liszt en gevolgd door een onbarmhartige sonate van Galina Oestvolskaja, verpletterend gespeeld door violiste Vera Beths en pianist Reinbert de Leeuw.

Dan snel je naar de Stadsschouwburg voor nog een voorstelling, waarvan je nauwelijks weet wat die inhoudt. Zonder dat je zelfs een kop koffie kunt drinken (de barjuffrouw is onbarmhartig) zit je te kijken naar zes levensgrote honden gezeten op zes sofa’s. Going to the dogs op zijn Duits? Het is nog veel meer dan het beroemde hondenspel uit 1986 van Wim T. Schippers, die op rij zes naar de voorstelling zat te kijken.

Hier voegen zich bij de honden ook zes menselijke hondenbezitters, alles zeer goed doordacht door twee dramaturgen, Julia Lochte en Jeroen Versteele, waardoor alles zwaar van betekenis wordt. De honden zitten grotendeels strak aan de lijn, zodat toeval en speelsheid zijn uitgesloten.

Uitgangspunt is een roman uit 1903 van de Amerikaanse schrijver Jack London, The call of the wild, over de brave hond Buck, die in Klondike als sledehond de goudzoekers moet helpen, daar ontsnapt en eindigt als leider van een roedel wilde wolven. Onder leiding van de Letse regisseur Alvis Hermanis hebben de zes acteurs van de Kammerspiele (Benny Claessens, Walter Hess, Annette Paulmann, Thomas Schmauser, Katharina Marie Schubert en Kristof Van Boven) verhalen gezocht van fervente hondenbezitters en tot monologen bewerkt. Die verhalen zijn heel wat minder spannend dan het avontuur van Buck. Ze zijn stuk voor stuk maffe, ongelukkige mensen. Hun vrouw is weggelopen of hun man is gestorven, of ze ontberen van begin tot einde menselijk contact. Ze hebben alleen maar die hond, en als je vooroordelen mocht hebben tegen hondenbezitters: die worden allemaal bevestigd.

Na een tijdje worden de honden weggestuurd en worden de acteurs zelf steeds meer hond. Ze kruipen over de grond, gaan achter elkaar aan, krullen zich op de sofa’s. Het is allemaal wel grappig, maar zo schokkend als Going to the dogs ooit was wordt het niet. Er wordt ook niets wilds geroepen, deze brave hondjes zullen nooit en te nimmer een roedel wolven leiden en deze mensen evenmin.

Na afloop hing het vorig jaar onthulde schilderij van Schippers herdershond Ilja nog altijd naast Kitty Courbois in de gang van de Stadsschouwburg. Onbewogen. Er was zelfs geen plasje tegen gedaan.