‘Meisjes zijn beter!’ ‘Jongens zijn beter!’ Hoor ons hier roepen. Twee dansers en twee danseressen voeren kinderen en volwassenen eerst zachtaardig in het genderthema, om ze dan zo gek te krijgen dat ze deze leuzen schreeuwen. Vervolgens lappen ze alle politieke correctheid als piepschuim aan hun kont en braken ze als het ware de roze en blauwe verf uit. Weg met die genderbegrenzingen. De Zwitsers-Nederlandse choreografe Tabea Martin heeft met Pink for Girls and Blue for Boys (6+) een heerlijk gekke dansproductie gemaakt, een eeuw dadaïsme indachtig.

Twee mooie mannen (Carl Staaf en Miguel do Vale) en twee even mooiogende vrouwen (Maria de Dueñas Lopez en Melanie Wirtz) dragen, gekleed in vleeskleurig strak ondergoed, keukenspullen aan: een magnetron, mokken, kussens van een zitbank. De popcorn wordt gemaakt. De vrouwen en de mannen trekken zwarte strakke danspakken aan. Alle vier dragen ze nu hetzelfde. Er is geen verschil. Unisex-kleding heette dat vroeger. Knus nestelen ze zich op de bank. De een begint te dansen, de ander volgt, de ander wil beter zijn dan de een. Langzaam raken de vrouwen met de mannen in concurrentie. Ondertussen geurt de zaal naar popcorn, rook wordt over het podium en de tribune geblazen. Er volgen dansen volgens het klassieke danspatroon van aantrekken en afstoten, van duwen en liften. Waarom kan de man de vrouw wel tillen en andersom niet? Of wel?

Dan beginnen sierlijkheid en stoer gedrag met elkaar te concurreren. Dat leidt tot hilarische botsingen, tot plat op elkaars lijf vallen, tot op elkaar springen. Tot groot jolijt van menig jonge en oude toeschouwer. Een van de vrouwen zegt in het Engels dat ze zich te zwak voelt, het andere meisje vertaalt dat. Alle clichés over meisjes en jongens volgen, het gemor in het publiek neemt toe. We worden opgehitst om de vermelde leuzen te scanderen.
De twee mannen gedragen zich minder stoer, draaien androgyn met hun heupen, kussen elkaar. ‘Ah bah!’, klinkt het uit de kinderkelen. De vrouwen laten niet met zich sollen. Ook zij kussen elkaar, met eenzelfde ‘ah bah!’ tot gevolg. Handdoeken en ander materiaal worden in de danskostuums gestoken. Mannelijke en vrouwelijke kenmerken krijgen extra accenten. Vrouw en man kussen elkaar: en weer klinkt er ‘ah bah!’ Kussen op de scène, dat kàn gewoon niet voor deze (Vlaamse) doelgroep van zesplus. Of dat nu mannen met mannen is, of vrouwen met vrouwen, of mannen met vrouwen, of allemaal met elkaar, dat doet er niet toe.

Het wordt uitlachen en uitgelachen worden. En dan: de genderverschillen schuiven opzij, weg met grenzen, weg met de beperkingen, weg met de uitsluitingen, ieder is zoals hij is, ieder is zichzelf, lijkt de boodschap te worden. De popcorn geurt nog na, de mist is verdwenen en de genderproblematiek gaat compleet kopje onder in een pure dadaïstische performance. Dat past wel voor een Tanzhaus uit Zürich (medeproducent) en een eeuw na het overboord gooien van de kunst in het Zürichse Café Voltaire. Het spel wordt een ode aan de verjaardag van het dadaïsme, een eeuwfeest van absurdistische onkunst, weg met de oorlog der geslachten, weg met de rollenpatronen, weg met het seksisme. Vrouw, man, transgender, alles kan.

Alle remmen gaan los. Het is dollen met piepschuim, mousse, stukken plastic, bollen wol, tape, stukken karton, sponsen, melk, kleurstoffen; alles wat uit de zitkussens werd gehaald dient tot versiering, verkleedpartijtjes, artistiek gedoe, tot steeds nieuwe transformaties. De genderclichés zijn nu speelmateriaal. Dat gaat zo over de top, zo grotesk absurdistisch speels, maar toch gedoseerd in meligheid, dat het leuk blijft. Achteraf hoor ik volwassenen klagen dat deze productie toch maar niets is. Ze hebben er moeite mee dat met zo’n serieus pedagogisch belangrijk thema voor kinderen een loopje wordt genomen. Ze hebben er niets van begrepen. Mijn kleinzonen vonden het lekker gek, mijn kleindochter vond het spel met de kleurstoffen ‘de max’ en had graag willen meespelen. Zij, ik, en ook mama en oma lagen in een deuk door deze vertoning van ongebreidelde mafheid.

De productie is in april te zien op festival Tweetakt in Utrecht en in het najaar op de Nederlandse Dansdagen Maastricht.

Foto: Helen Ree