In Spanga, in Zuid-Friesland, maakt regisseur Corina van Eijk elk jaar opvallende operaproducties – in een wei, in een tent of in een tent met uitzicht op een wei. Dit jaar staat in een grote tent de voorstelling Romeo & Julia, het paradijs ligt onder de voeten van je moeder, samengesteld uit muziek van niet minder dan acht componisten in wel vijf of zes verschillende talen tegen een achtergrondprojectie van weilanden vol fel rode tulpen.

Deze Romeo & Julia is een samenwerkingsproject van Opera Spanga en het Fries Jeugd Harmonie Orkest en uit dat orkest komt ook de hele handeling voort. Tijdens een orkestrepetitie valt de Friese Romeo (de jonge, blonde Oedo Kuipers) die euphonium speelt in het orkest voor de uitheemse Julia (de Franse sopraan Xandrine Benda), die een prachtige aria van Gounod zingt. Er is ook direct al herrie tijdens de repetitie omdat een Marokkaanse jongen een Friese knul met een koebel bestookt en er hevig wordt gevochten. Gelukkig is de dirigent (Thijs Oud) ook politieagent en kan hij met een alarmpistool snel een einde maken aan de ruzie. De tegenstelling tussen de twee groepen is op een simpele wijze neergezet.

In geestige, geprojecteerde beelden zien we hoe Romeo door tulpenweiden achter Julia aan fietst  en haar aandacht probeert te trekken. Projectie en toneelbeeld sluiten meesterlijk op elkaar aan (decor: Jolanda Jansloten, animatie: Sam ten Broek). Eén enkele divan komt af en toe uit de grond rijzen en vervult verschillende functies, dat is voldoende. De beelden zijn grotesk. Romeo’s vader (Marcel van Dieren) is een op buitenlanders mopperende Archie Bunker. Zijn bedillerige vrouw (Klaar Uleman) probeert hem tevergeefs te sussen. De Marokkaanse jongens zijn vrolijke pestkoppen. En er is een belangrijke rol voor tante Laura (Francis Broekhuizen) die als een goedmoedige toverheks/priesteres de twee gelieven eerst in het geheim trouwt en daarna onbedoeld te gronde richt: door een mobiel telefoontje dat niet op tijd afgaat om Romeo te waarschuwen dat Julia slechts schijndood is.

Het is wonderbaarlijk hoe alle verschillende muzieksoorten – Gounod, Prokofjev, Berlioz, Bellini, Nina Rota, Tchaikovsky en Leonard Bernstein – bij elkaar passen. Dat komt niet alleen doordat alle muziek door blaasinstrumenten en slagwerk wordt gespeeld – het is immers een harmonieorkest –, maar is ook te danken aan de bewerking en de nieuwe muziek van Floris van Bergeijk die daar uitstekend op aansluit. Deze jonge componist lijkt het gemakkelijk tegen de grote meesters te kunnen opnemen. Ingenieus wordt bijvoorbeeld de balletmuziek van Prokofjev gebruikt. We zien één levensgrote, minutenlange kus van Romeo en Julia en lezen intussen hun dialogen opgetekend door Shakespeare in de vertaling van Willy Courteaux.

Mij ontroerde het al vanaf het begin waarin we Wivineke van Groningen als nieuwslezeres van vijf verschillende tv-stations uit de hele wereld over de fatale liefde in Friesland horen vertellen, met alle lachjes, koele en ernstige blikken die daarbij horen. Soms was het ook verschrikkelijk grappig om Julia vanuit het geprojecteerde decor te zien uitzoomen naar haar eigen balkon waar Romeo vanuit de orkestbak razendsnel op klimt.

Muzikaal draagt de fenomenale, nog piepjonge Franse sopraan Sandrine Buendia de voorstelling, zij zingt even gemakkelijk en natuurlijk Gounod of Berlioz in het Frans als liedjes uit West Side Story in het Engels. Oedo Kuipers is een hartveroverende jonge Romeo. Het duurt een hele tijd voordat je begrijpt dat de uitheemse ouders van Julia door dezelfde zangers worden gespeeld als het boerenechtpaar, de ouders van Romeo. Ze zijn zo tegengesteld terwijl hun lot is hetzelfde: ze verliezen hun geliefde kind door vijandschap, vooroordelen, onmacht en misverstand.

Aan het einde, als de twee gelieven dood zijn, blijven de moeder van Julia en de vader van Romeo alleen over. Na alle vijandschap en ellende staan ze even naast elkaar bij een hekje. Ze zouden elkaar kunnen troosten. Dat gebeurt niet. Maar in een soort van droomscène zien we de illusie van een happy end, terwijl de levenloze lichamen van de twee jonge mensen verstrengeld op de grond liggen. Het is hilarisch en aangrijpend en ook weergaloos knap, zoals de hele voorstelling. Het was allerminst een allegaartje, het klonk prachtig en het liet zien dat het verhaal van deze twee ongelukkige geliefden van alle tijden, van alle landen, van alle – tegengestelde – culturen is.