Voor publiek dat voor de eerste keer met het klassieke stuk in aanraking komt is de Romeo en Julia-bewerking van Toneelgroep Oostpool de gedroomde kennismaking. Bezoekers die op een nieuwe invalshoek op een van de meest invloedrijke liefdesverhalen in de geschiedenis hopen komen echter bedrogen uit.

Het is altijd spannend als makers met een zeer specifieke signatuur een tekst voor een andere maker schrijven. Theatermakers en -auteurs Jan Hulst en Kasper Tarenskeen, die door regisseur Marcus Azzini werden gevraagd om Romeo en Julia te bewerken, staan bekend om hun vervreemdende, duister-absurdistische voorstellingen, die worden bevolkt door hyperbewuste personages die zich bedienen van een modern-poëtisch patois dat rijkelijk leent uit popcultuur en straattaal. Azzini zelf is echter vooral een romanticus, een humanist die in zijn beste werk vooral lijkt te worden voortgedreven door een fascinatie met de Sturm und Drang van de jeugd, door passies, driften, liefde.

Het levert in hun eerste echte samenwerking een interessante botsing op, waarbij beide uitersten echter onvoldoende uit de verf komen en te veel door elkaar onschadelijk worden gemaakt. De tekst van Hulst en Tarenskeen is verrassend trouw aan plot en structuur van het origineel: hoewel het stuk bol staat van de metagrapjes en hedendaagse verwijzingen zijn dit slechts versieringen die nergens fundamenteel worden. De schrijvers volgen scène voor scène het verhaal en staan zichzelf geen ruimte toe om de boel eens grondig op te schudden, waardoor hun bewerking in essentie bijna niets (een prettige sting in the tail daargelaten) nieuws weet te melden over liefde, eer, geweld en haat. Het frustrerende is dat Hulst en Tarenskeen via de nevenpersonages wel boeiende aanzetten doen, maar weigeren de consequenties ervan door te voeren, waardoor het voelt alsof ze vanaf de zijlijn hun eigen stuk becommentariëren (een beetje zoals Hannah van Wieringen dat bij Azzini’s On the Road ook deed).

Aan de andere kant komt het centrale liefdesverhaal ook niet echt tot leven. Dat ligt deels aan de tekst, die zo vol zit met relativering en hyperrationaliteit dat voor de naïeve overgave aan verliefdheid geen ruimte meer is. In de regie van Azzini wordt dat probleem echter genegeerd: hij laat zijn hoofdrolspelers geen moment twijfel of complexiteit in hun liefdesspel leggen, waardoor ze de saaiste personages in hun eigen stuk zijn en je je als toeschouwer door hun gezamenlijke scènes heen moet worstelen. (De ambivalentie die Romeo over zijn andere drift voelt, de wraakzucht tegenover Tebaldo, wordt daarentegen wel volledig uitgespeeld).

Zo wordt Romeo en Julia in alle opzichten een stuk met de handrem erop. En dat is zonde van de prachtige taal, de vrij letterlijke maar krachtige en levende scenografie van Koen Steger, het uit fragmenten en samples opgebouwde geluidsontwerp van Bart Rijnink, en vooral de geweldige cast, die zichtbaar smullen van de snedige taal. De uitschieters zijn Chris Peters, die aan Tebaldo een gevaarlijke, posttraumatische zelfdestructie meegeeft, een hilarische Eva van der Gucht als nanny Donna en Thomas Cammaert, die van pater Lorenzo een ongrijpbare marionettenspeler maakt die koste wat het kost de vrede in Verona wil herstellen.

Begrijp me niet verkeerd: de liefdesscènes daargelaten is Romeo en Julia een enorm vermakelijk theaterstuk, een feest van spel en taal. Op inhoudelijk vlak heeft de voorstelling echter teleurstellend weinig in zijn mars.

Foto: Sanne Peper