In leslokaal 1 van muziekschool Vrijdag in de Groningse St. Jansstraat is tijdens Noorderzon Performing Arts Festival Romance te zien, een uit taal en publieksinteractie opgebouwde performance van de Portugese choreograaf en toneelschrijver Lígia Soares. Soares speelt met haar publiek en laat elke bezoeker het belang doorvoelen van woordkeus, toon en setting. Het belang van de taal die we gebruiken. 

De voorstelling is onderdeel van een programmalijn Intimate Once More binnen het festival, en het dozijn bezoekers – jammer genoeg waren het er niet meer – zit dan ook in een kringetje om Soares heen in de kleine verduisterde ruimte. Zelf gaat ze schuil onder een strak aangesloten, donker glimmend pak dat ook haar gezicht bedekt en iets wegheeft van een reptielenhuid. Ze zit met opgetrokken benen op een zwarte kist en draait zwijgend af en toe haar hoofd om vanachter haar masker haar bezoekers te observeren.

Als het masker af gaat, begint ze haar bezoekers zinnen voor te zeggen die we moeten nazeggen. Intimiteit, hoe uit zich die in onze taal? ‘Say: I love you’, zegt Soares tegen mijn buurman in de kring. ‘I love you’, zegt hij. ‘Say: I would die for you.’ Hij werpt voor de goede orde wel even tegen dat zijn vrouw naast hem zit. Uitspraken als ‘ik hou van jou’ vormen inderdaad bij uitstek een manier om uitdrukking te geven aan het gevoel dat we bij iemand (willen) horen. Je zegt het niet zomaar, toch.

Intimiteit geeft ons het gevoel dat we kunnen zeggen wat we op ons hart hebben. En door openhartig te spreken, wordt de band inniger. Vanuit dit idee bouwt Soares haar performance op, en met elke bezoeker zoekt ze de een-op-een interactie. De vraag om haar woorden na te zeggen, roept spanning op, merk ik zelf als ook ik aan de beurt kom. Ze moedigt me aan met haar blik. Ze maakt grapjes of ze laat mij iets grappigs zeggen. Ik voel me verantwoordelijk voor de performance en wil dat die goed verloopt, dus focus op de woorden die me worden gegeven en probeer te zoeken naar een intentie die zou kunnen kloppen.

Maar ik kan de scène niet overzien, omdat ik geen script heb. Ook kan ik niet weten waar het toe leidt als ik iets moet zeggen dat gemakkelijk zou kunnen ontsporen in een me-too-moment of een foute koloniale opvatting. Mijn tegenspeler en ik doen uitspraken die mensen in een veilige, intieme kring tegen elkaar zouden kunnen zeggen – die als we ermee naar buiten treden eerst opgekuist zouden worden. Op welk punt zou ik weigeren de woorden te zeggen die ze me geeft? Wat weegt de taal zwaar, en de toon, en hoe we elkaar tijdens het spreken aankijken. Elke zin is een kruispunt van zoveel verschillende wegen om verder te komen.

Soares zit als een kameleon in het midden en speelt elke dialoog met ons. Ook zij kan het verloop van haar scènes niet helemaal overzien; hoe reageert de ander, met wat voor lading wordt de volgende zin de ruimte in geslingerd, verstaat de bezoeker haar, kan hij of zij de soms lange zinnen onthouden en reproduceren? Intussen bedient de kameleon het spaarzame licht en de muziek op twee kleine panelen. Gaandeweg ontstaat vanuit een haast on-theatrale situatie, puur via geleende woorden, een gedeelde verantwoordelijkheid voor het slagen van de performance. En dat schept voor even een geweldig intieme band.