Stug volk is het, het veenkoloniale. Dwars en nukkig. Windmolens in hun achtertuin? De hens erin! Hakken in ’t zand, wat de gevolgen ook mogen wezen. Desnoods een kale woestenij.

Want dat blijkt de consequentie van het jarenlange verzet van Oost-Groninger actievoerders, als we het NOS-journaalfragment mogen geloven dat uitgezonden wordt in het begin van Roegzand. In hun protest tegen de ‘windboeren’ wordt de inzet van grove middelen niet geschuwd. Windmolens worden neergehaald en ontmanteld.

Het is een journaaluitzending die zich afspeelt in een toekomst een decennium na nu, maar geheel ondenkbeeldig is het niet. In het Groninger dorp Meeden ging het tot voort kort ook hard tegen hard, totdat de Tweede Kamer ingreep.

Maar: geen wind, geen energie. Om toch aan de vraag te kunnen voldoen wordt er extra gas uit de Groninger bodem gehaald wat vervolgens weer leidt tot meer aardbevingen. In Roegzand wordt daar een apocalyptisch beeld aan gekoppeld: de aardbevingen zijn zo heftig dat de Drents-Groningse Veenkoloniën  zijn veranderd in een immens woestijnlandschap. Bijnaam: de Drentse Hel. Alleen de allerstugsten der Veenkolonialen zijn gebleven, de rest heeft gretig gebruik gemaakt van het aanbod om te verkassen naar Flevoland.

Dat hier een bescheiden loopje met de werkelijkheid genomen wordt (het aardbevingsgebied ligt immers veel noordelijker) zij de makers vergeven. Streekfiction is het en het beeld van een clubje koppige survivors in een door God verlaten oord biedt uitgelezen kansen voor een groots intermenselijk drama.

Ga maar na: de blijvers zijn aangewezen op jenever en aardappels, wonen in halfvergane, deels onder zand bedolven krotten en zijn verstoken van alle comfort. Alle ingrediënten voor een vrij spel van overlevingsinstincten, vilein machtsmisbruik en achterbaks gedrag lijken voorhanden.

Maar dan kennen we de veenkoloniaal nog niet. Die schikt zich. Of, zoals blijver ‘De nachtkijker’ het zo kernachtig uitdrukt, ‘een mooier kloteleven bestaat er niet’.

Gekissebis, een beetje vliegen afvangen, wat mopperen: dat is het wel zo’n beetje. Zelfs de vondst van een wonderbaarlijke machine, die energie kan leveren zonder zelf brandstof te gebruiken, verandert niets wezenlijk. Er verschijnen wat kapers op de kust die wel brood zien in dat wonderbaarlijke apparaat, maar die vangen bot. Niet echt een deus ex machina dus, deze machine, eerder een gemankeerde halfgod.

Waar de inhoud van Roegzand wat aan de magere kant blijft, daar is de vorm indrukwekkend. Op het metersbrede achterdoek zijn prachtige geanimeerde filmbeelden te zien die, wanneer nodig, soepel overvloeien in het desolate decor. Ergens in het begin van de voorstelling verschijnen op dat doek, begeleid door een vuige gitaarsong (denk aan Link Wray), levensgrote silhouetten van een viertal desperado’s. Je gedachten gaan ogenblikkelijk uit naar de westerns van Sergio Leone.

Het zijn de muzikanten van De Nozems, een in het noorden van het land razend populaire streektaalband. Met hun bijdrage aan Roegzand maken ze die status volledig waar. Componist en zanger Bert Hadders heeft prachtige nieuwe songs geschreven waarbij hij zich niet heeft laten beperken tot een genre. Vraagt een scène om schurende metal dan brult hij Zaand, moet het ingetogener dan zingt hij de oude hit Poolse bruid.

De muziek wordt zo een van de belangrijkste personages van het verder wat tandeloze Roegzand. Ze geeft commentaar, stuwt de handeling voort of illustreert. En redt daarmee de voorstelling van de ondergang waarvan we in het verhaal getuige zijn.

Foto: David Woltinge