Toen Arthur Schnitzler in 1897 ‘Reigen’ (‘Reidans’) schreef, raasde een storm door het Weense geestesleven. Het sprookje van de liefde liep daarbij forse averij op. De seksuele revolutie van de jaren 1960 gaf dat sprookje de doodsteek. Sindsdien gaat het om de pure lust. De digitale revolutie maakte er big business van. In het spoor van Schnitzler maken Sarah Moeremans en Joachim Robbrecht met ‘Rijgen’ terug een stand van zaken van de liefde op. Hun toon is wel opvallend minder bitter.

Als het over seks en liefde gaat, zijn de paradoxen vandaag niet op één hand te tellen. Aan de ene kant heeft de ‘lust om te weten’ waar de Franse filosoof Michel Foucault het in onverdachte tijden al over had, een hoogtepunt bereikt: geen afwijking zo gek, of ze is gedocumenteerd, gemediatiseerd, en ingebed in zelfhulpgroepen allerhande. Bovendien is er voor elke smaak wel een app, van Tinder tot Grinder, om aan je trekken te komen.

Anderzijds waaide vanaf de overkant van de Atlantische Oceaan een golf van puritanisme over: pek en veren voor ieder die ook maar enigszins afwijkt van de norm van romantische, consensuele liefde. Machtsspelletjes en -misbruik: helemaal des duivels. Alsof macht en misbruik niet altijd al een ingrediënt waren van dat wat we met het woord ‘liefde’ aanduiden. Niet dat het aan te moedigen is, maar ontkennen lost evenmin iets op. Net zomin als ontkennen dat het ‘objet du désir’ soms wel heel vreemde vormen aanneemt.

Dat is nochtans wat puriteinen doen. Ze kloppen een private kwestie op tot een zaak van publiek belang en laten seks samenvallen met ‘identiteit’ – nog zo’n containerbegrip. Kwestie van de goeden snel van de slechten te scheiden. Een stoet zelfbenoemde experts kan dan opdraven om richtlijnen voor een ‘gezonde’ beleving van seks en liefde. Het lijkt soms wel alsof seks wereldproblemen kon oplossen. Je moet al een tot de tanden gewapende filosoof zijn om uit dat ratjetoe van halfbakken ideeën wijs te raken.

Maar wat als je nu eenmaal liever seks hebt met een paard dan met een mens, of geil wordt van een groepsverkrachting? Wat zegt dat over je ‘identiteit’? Hoe beleef je dat? Hoe valt dat te rijmen met het verlangen naar nabijheid en genegenheid? Als Rijgen één verdienste heeft, dan wel dat ze zo’n kwesties ontmijnen door met een hartverwarmend mededogen kijken naar de strubbelingen van mensen die worstelen met hun beleving van liefde en seks in verwarde tijden.

9 bijzondere liefdes
Met het stuk van Schnitzler heeft deze Rijgen overigens niet zoveel gemeen. Schnitzler schreef 10 scènes waarin een man en een vrouw telkens de liefde bedrijven (of dat toch willen). In de volgende scène keert één van de twee terug om het aan te leggen met een ander. Zo wist je meteen wat Schnitzler dacht van liefdestrouw. In deze Rijgen daarentegen krijg je na een korte inleiding negen aparte verhalen, die telkens één bijzondere beleving van de liefde portretteren.

Het zijn niet de personages die doorschuiven in deze voorstelling, maar de acteurs. Ariane van Vliet, Peter Seynaeve en Louis van der Waal spelen alle taferelen, vaak met slechts een minieme verandering van kostuum. Toch kantelt elke scène telkens mooi in de volgende over door een simpel principe: een acteur grijpt één of ander detail aan om een nieuw personage te introduceren.

‘Happy Single’ Seynaeve pocht bijvoorbeeld dat hij niemand nodig heeft en zichzelf het liefste ziet. Van Vliet merkt daarop smalend op: ‘Behalve je moeder misschien?’. Daarop merkt Van der Waal droevig op dat hij zijn moeder nooit gekend heeft. Voor je het weet verglijdt het verhaal van de ‘happy single’ zo in dat van een incestueuze relatie tussen broer en zus.

Als dit werkt, dan is dit echter zeker ook de verdienste van de acteurs. Al terwijl het publiek de zaal binnenkomt sparen vooral Van Vliet en Seynaeve geen moeite om een band te smeden met het publiek, met een vriendelijke groet of een praatje. Je vergeet er bijna hun meer dan opvallende kledij door. Van Vliet met een knalgeel jasje, bloesje en legging waar je haar slip doorheen ziet. Seynaeve in glinsterend paars-groen-blauw fitnesspak. En Van der Waal, die zich timide op de achtergrond houdt, in een keurige jas met hemd en stropdas, maar wel zonder broek.

Zonder begin en met een open einde
Door dat gebabbel kent het stuk geen duidelijk begin, want als het publiek gezeten is gaan de acteurs daar gewoon mee door. ‘Waar zijn we’, vragen ze, en kijken het publiek afwachtend aan. Na een paar schuchtere antwoorden stellen ze kordaat: ‘het kan overal zijn’. Stilaan daagt het je dat ze het hebben over plaatsen waar je verliefd – of geil – kan worden. Van der Waal speelt hier de romanticus, die een toilet toch niet zo’n geschikte plaats vindt, maar dat betwisten de anderen. Het kan zelfs op je smartphone gebeuren. Meteen zitten we in het eerste verhaal over een Tinder-relatie die op een sisser uitloopt. Er is te veel keuze op het scherm, de realiteit moet het daar altijd tegen afleggen.

De acteurs spelen die scène voluit naar het publiek toe. Seynaeve klautert zelfs even over de banken de tribune op. Dat creëert een grote betrokkenheid, en die zal in de loop van de voorstelling alleen maar toenemen. Dat is niet zomaar een kunstje. Het dient een heel praktisch doel: je blijft volgen als de verhalen die de personages opdissen steeds buitenissiger worden. Tinder, de problemen van een koppel dat al decennia samen is, de ‘happy single’ of zelfs incest tussen twee wezen die elkaar weervinden na jaren gescheiden te zijn, dat gaat er nog vlot in. En iemand die geniet van een rol als camgirl, dat versta je ook nog wel.

Maar seks met een paard, een pedofiele verhouding, een vrouw die geilt op gewelddadige groepsverkrachting en ten slotte een man die aseksueel is? Het zijn geen praktijken die als vanzelf op begrip, laat staan goedkeuring kunnen rekenen. Daarvoor rusten er te veel taboes op, en hangt er te veel sensationele media-aandacht rond.

Toch maken deze acteurs dat allemaal aannemelijk. Bij de pedofiele relatie moet je bijvoorbeeld wel even slikken, maar als je de jongen en de volwassen man bezig hoort over hoe het er aan toeging, en hoe er een einde kwam aan de relatie, ontdek je dat de zaken in dit verhaal niet zo zwart-wit lagen. Dat de jongen ook zijn redenen had om op te trekken met de volwassene, omdat die hem een uitweg bood uit een saai schoolleven en een liefdeloze thuis.

De tekst, die duidelijk op veel research gebaseerd is, helpt hen daarbij: de verhalen doen op geen moment gezocht of gewild sensationeel aan. Ze portretteren levensechte mensen die worstelen met de spanning tussen wat er van hen verwacht wordt en hun eigen gekke verlangens. Moeremans en Robbrecht oordelen niet, maar tonen. De acteurs dienen dat streven met soms werkelijk spetterend, maar altijd ook zeer geloofwaardig spel.

Dat kan je helaas niet echt zeggen van het nogal bizarre decor van Dorothee Curio: een verzameling zilverkleurige blobs, waarvan eentje met spiegeltjes bekleed werd, als een discobal. Het beeld heeft iets willekeurigs: een vondst waar een dramaturg wel een mooie uitleg voor zal verzinnen, maar dat redt de zaak niet.

Af en toe krijg voegen Moeremans en Robbrecht ook een kleine, maar spitse filosofische vraag toe aan de tekst. Van der Waal en Seynaeve discussiëren bijvoorbeeld over het lichaam. Is dat je ‘bezit’? Kan je het beschouwen als je eigen ‘huis’? Zo denkt Seynaeve er over. Van der Waal daarentegen ziet een lichaam als een kruispunt van invloeden, als een ontmoetingsplaats waar allerlei bezoekers komen, van bacteriën tot mensen. Of nog: als een plaats van overtredingen, in plaats van verbodstekens. Daar kan je nog wel even over blijven denken als deze voorstelling al lang voorbij is.

Foto: Michiel Devijver