Zelden waren de meningen over een regieconcept van een opera zo verdeeld bij De Nationale Opera: voor- en tegenstanders scandeerden om het hardst bij de opkomst van regisseur Damiano Michieletto. En voor beide opvattingen valt eigenlijk wel iets te zeggen, want de Rigoletto van Michieletto is even interessant als stroef. Hij maakte met Verdi’s meest populaire opera in elk geval geen knieval voor het grote publiek.

Moderne regisseurs lieten Verdi’s Rigoletto al in allerlei gedaanten verschijnen, maar als een psychisch wrak in een ouderwets krankzinnigengesticht hebben we de hofnar van de hertog nog niet vaak gezien. Weg is Rigoletto’s narrenkap, weg is de pracht en praal van het hof. De hele opera wordt door Michieletto teruggebracht tot een steriele kale verpleegzaal, compleet met artsen, verplegers en dwangbuis.

Dat levert helaas een nogal saai en kil toneelbeeld op. Een dergelijk regieconcept verhoudt zich ook moeizaam tot de geest van het oorspronkelijke werk. Het wringt, schuurt en komt behoorlijk geforceerd over. Niet omdat Michieletto zich grote vrijheden permiteert als het gaat om de interpretatie van het verhaal, maar omdat wat er op het podium gebeurdt soms compleet los lijkt te staan van de partituur. En dan wordt een enscenering al snel ‘bedacht’. Dan drukt de stempel van het regieconcept te zwaar op de noten en dat is vermoedelijk wat de ‘boe-roepers’ in Amsterdam haarfijn aanvoelden.

Toch valt er ook wel iets te zeggen voor deze regie-opvatting. Michieletto plaatst de relatie tussen Rigoletto en Gilda centraal. Hij zoomt in op de verhouding tussen een vader en zijn dochter en die is niet al te fris. De vader (Rigoletto) houdt zijn dochter (Gilda) gevangen in een verstikkende beschermzucht. De dochter besluit zichzelf van kant te maken als enige uitweg uit haar benarde omstandigheden. Zo verbouwt Michieletto het bekende historische verhaal over de nar die per ongeluk zijn dochter om zeep helpt tot een Strindbergiaans drama, waarin bijna geen sprankje licht meer schijnt. Een ingenieus spel met geprojecteerde videobeelden waarin we Gilda als kind zien, kindertekeningen en een meisjespop als extra personage leiden de toeschouwer op ingenieuze wijze naar de getraumatiseerde zielewereld van zowel Gilda als Rigoletto.

Net als bij zijn eerdere geslaagde productie bij De Nationale Opera (Il viaggo a Reims) zorgt de aanpak van Michieletto soms voor behoorlijk verwarrende toestanden op het podium. Als toeschouwer ben je voortdurend bezig om alles een plek en betekenis te geven. Zijn theatertaal is vaak behoorlijk ongrijpbaar en neigt soms overdadig naar het bizarre en surrealistische. Maar – en dat moet je hem nageven – hij weet zo’n oude klassieker wel opnieuw uit te vinden.

Met een dirigent als Carlo Rizzi voor het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Koor van de Nederlandse Opera en een flink aantal uitstekende solisten wordt het in elk geval muzikaal een feestje. Rizzi kent deze partituur als zijn broekzak. Onder zijn leiding schittert en straalt de muziek dan ook tot in de kleinste details en krijgt de partituur een indringende dramatische en emotionele lading.

Zo’n dreamteam staat er ook op het podium met bariton Luca Salsi als Rigoletto en Lisette Oropesa als Gilda. Oropesa bracht op de premiere haar aria ‘Caro nome’ met een zoetgevooisd en zilverzacht timbre: het werd een muzikaal hoogtepunt waarin tekstuitdrukking en muzikale virtuositeit op geheel natuurlijke wijze samenvloeiden.

Maar de echte ster van deze Rigoletto was Rigoletto zelf. Wat een stem! Wat een acteur! Salsi heeft precies het juiste muzikale en theatrale dna voor deze rol. Hij liet horen dat Verdi zingen niets te maken heeft fortissimo’s, maar juist met intimiteit en kwetsbaarheid. Ik durf gerust te stellen dat ik deze rol nog nooit zo ontroerend, zo veroverend en geloofwaardig heb gehoord en gezien. Met zijn gouden bariton, een stem vol kleur en nuance, veroverde hij het Amsterdamse publiek en werd hij na afloop terecht bedolven onder een minutenlang ovationeel applaus.

Foto: Clärchen & Matthias Baus