Daar ligt hij, letterlijk uitgespeeld: koning Richard III. Geen paard meer dat hem nog kan redden. Hij, de mismaakte en gebochelde, die vriend en vijand, jong en oud bijna achteloos vermoordde en toch een heel volk achter zich wist te krijgen, wacht lachend op het onvermijdelijke einde.

Juist dat einde krijgen we niet te zien in Joeri Vos’ versie van Shakespeares Richard III. Vos doorbreekt daarmee de symmetrie van het stuk, dat begint en eindigt met een monoloog, begint en eindigt in vrede. Maar eerlijk gezegd: op de slotmonoloog van Richmond zit niemand te wachten, en meer nog dan in eerdere bewerkingen draait bij Vos alles om Richard die met ‘Ik ben niet gemaakt voor vrede’ meteen zijn visitekaartje afgeeft.

En wat voor een Richard! Als een kille verleider maakt Roland Haufe het publiek meteen deelgenoot van zijn plannen en waarschuwt in een terzijde even later nogmaals dat zelfs als hij sympathieke trekjes lijkt te hebben, hij nog altijd het ultieme kwaad is. Maar het volk, het publiek, wil nu eenmaal niet luisteren en alles zelf ervaren – ‘elk volk krijgt de leider die het verdient’, snauwt Haufe niet voor niets aan het eind. En dus begint hij met de duivelse geschiedenis. Alle anderen zijn daarbij slechts figuranten, inclusief het publiek, van wie een vijftigtal bij binnenkomst van de zaal op het podium net aan het toetje van een feestmaal is begonnen.

In het eerste deel van de voorstelling, wanneer Richard nog alle controle heeft, schuift hij de bordkartonnen personages als pionnen over het toneel, alsof ze niet echt zijn. En zo acteren ze ook. Achteloos, compleet met gestamel en ronduit slordig. Het gehuil van Lady Anne (Rozanne de Bont) is over the top, de verleidingsscène geen moment geloofwaardig en het gesleep met het zoveelste lijk vooral clownesk.

Na de pauze kantelt de voorstelling. Richard is eindelijk koning, maar zijn paranoia groeit. Terwijl zijn karakter desintegreert, worden met name de vrouwen steeds sterker. Echte macht hebben ze misschien niet, maar ze gaan openlijk tegen Richard in en overladen hem met verwijten en beschuldigingen. In een kopie van de scène voor de pauze waarin Richard Lady Anne veroverde, bijt Elizabeth (een prachtrol van Maud Dolsma) vol venijn van zich af. Ook Richards moeder (Romana Vrede), in het eerste deel vooral lijdzaam toekijkend, geeft hem er ongenadig van langs.

De muziek, gecomponeerd door Bastiaan Woltjer en live gespeeld door twee muzikanten en de acteurs zelf, is ook drastisch veranderd. Voerden spinet, trom en trombone voor de pauze de boventoon, nu horen we meer en meer de duistere elektronische laag met als hoogtepunt de beroemde scène waarin Richard wordt bezocht door de geesten van zijn slachtoffers. De muziek is oorverdovend, terwijl Richard met eerdere gespreksflarden wordt bestookt. Ook de gans, die voor aanvang de dinergasten ongetwijfeld goed smaakte en die halverwege het eerste deel al voorzichtig geplukt werd, ondergaat eenzelfde lot. De vleugels worden met een duidelijk hoorbare knak gebroken – Richards geestestoestand wordt bijna misselijkmakend fysiek gemaakt.

Een mooie vondst, net zoals de simultaanscène waarin Richard en Richmond hun legers toespreken; Richard naar het publiek in de zaal, Richmond naar de dinergasten die inmiddels aan de zijkant zitten. Waar Richard doet denken aan Wilders die vraagt of we meer of minder Marokkanen willen, valt Richmonds toespraak totaal in het water. Het helpt niet dat Valentijn Benard (die ook Brakenbury, Edward IV en Mayor speelt) geen stem meer overheeft en niet verder komt dan een geforceerde en krachteloze grunt.

Vos wil het publiek een spiegel voorhouden: je kijkt ernaar en had kunnen ingrijpen. Tegelijkertijd ondergraaft hij dat concept door nadrukkelijk de machinerie van het theater te tonen. Niet alleen door al het gesleep met tafels, het onderacteren in het begin of door de clowneske elementen, maar ook op het moment dat Anne door Richards moeder van al haar kleding wordt ontdaan, vlak voor haar kroning. Want ja, daar staat ze dan, volkomen naakt, maar wél met de zwarte tape om haar middel voor de microfoonzender. Vervolgens wordt zij met diezelfde tape omwikkeld. In plaats van de vernedering van Anne zien we vooral dat het maar theater is. Natuurlijk staat niemand dan op om in te grijpen.

Het resultaat is een voorstelling die dubbele gevoelens oproept. Roland Haufe speelt Richard niet: hij is het, in alle weerzinwekkende, verleidelijke en fascinerende details – kom maar op met die nominaties voor alle toneelprijzen. En Vos’ bewerking legt de kern van Shakespeare bloot zonder het stuk geforceerd naar het hier en nu te brengen. Maar tegelijkertijd wil Vos te veel. Het streven naar synesthesie overschreeuwt het concept, de uitvoering en de tekstbewerking. Lang zal het echter niet duren voordat Vos met een Shakespeare van internationale klasse komt. Voor nu is Haufe een ‘Risjaar Modderfokker’ die zijn weerga niet kent.

Foto: Sanne Peper