‘Ik herinner me drie mensen op een tafel, die dingen zeiden. Ik herinner me een puntenslijper, een gitaar, ik herinner me een lied met een refrein. Ik herinner me een grote canvas doek, ik herinner me een schaduw, ik herinner me iemand die gaat lopen, ik herinner me gegniffel, ik herinner me een licht dat aan gaat, ik herinner me de gedachte: hoe loopt dit af?’ In de eindmonoloog van Revue van de verschillende stukken van Maatschappij Discordia worden de herinneringen aan de voorbije voorstelling plots ingehaald door het heden.

Wat is toneel en wat is werkelijkheid? Wat zijn de voorwaarden om tot toneel te komen? Het is een doorlopend onderzoek dat dit collectief van toneelspelers al jaren bij elkaar houdt. Deze avond geeft geen conclusies, maakt geen balans op, maar geeft alleen een tussenstand weer. In losse scènes (waarschijnlijk grotendeels bij elkaar geraapt uit eerdere toneelvoorstellingen), aan elkaar verbonden door droogkomisch geklooi met lichten en te grote, zware of onhandige decorstukken.

‘Protagonisten zijn degenen die aan het ouwehoeren zijn. Antagonisten zijn aan het tegenouwehoeren’, doet een stotterende Matthias de Koning een poging. Ze spelen anti-theatraal, sterker nog: ze zijn het tegenovergestelde van wat je een aardige toneelpersoonlijkheid zou noemen. Stotterend, gebogen, geen zin die eruit komt voordat ze zichzelf alweer onderbroken hebben of toch beslissen eerst een decorstuk heen en weer te sjouwen. Constant aan het zoeken, constant is het niet goed genoeg. Toneelspelen is dan ook geen pretje, blijkt als een zenuwachtige De Koning ons wijst op grote dreigingen als niet gezekerde lampen, inbraak of omvallende tribunestoelen. Of – om de uitersten van deze avond te illustreren – een uur later, als hij op een klein houten krukje, zichzelf dissonant begeleidend op zijn elektrische gitaar, met volle overgave zijn ‘toneellied’ zingt:

Geen echt licht /
Geen echte baan /
Geen echt gewicht /
Geen echte traan.

Het is feestelijk in de meest ingetogen zin van het woord. Op een karig verlicht podiumpje komen in aanstekelijke scènes plots spitsvondige gedachten, boeiende filosofieën of poëtische vondsten voorbij. Ongemakkelijkheid druipt van alles – er wordt niet hardop gelachen, daar is het de sfeer niet naar. Er wordt wel heel veel gegniffeld.

Die ongemakkelijkheid ontstaat door de zoektocht op de vloer naar de wetten en waarden van toneel – en valideert deze ook meteen. Het is het oude ‘kip of ei’-verhaal. Zonder het onderzoek geen ongemak, en andersom. Maar pas op: deze avond is niet uitsluitend voor de theateringewijde, integendeel. Onnodig onnavolgbaar wordt het nergens, ook is het geen zelfbeklag. Liefdevol, vol humor en met liters wijn zullen we het met elkaar moeten rooien, deze avond.

Wat is toneel en wat is werkelijkheid – en waar loopt de één met de ander weg? ‘Ik herinner me een buiging.’