Alles moet anders, dat is het publiek toch zeker met Floyd en Henke eens? De twee acteurs die in 2015 de pitch wonnen van het jeugdtheaterfonds staan in gothic-geïnspireerde pakjes in een kil grijs toneelbeeld. Verblindend licht, dreunende muziek en twee boze types met een boodschap, dat zijn de basisingrediënten van Revolution starts now van BonteHond.

Toch ontvouwt de voorstelling zich allerminst revolutionair. Henke Tuistra en Floyd Koster houden vooral een inventieve bespiegeling op wat er toch sinds Adam en Eva is misgegaan met de mensheid, die anno nu gebukt gaat onder de onontkoombare krachten van machtswellust, onderdrukkende systemen en – niet onbelangrijk – taal. Ze stortten een spitsvondige, filosofische woordenvloed uit over het 14+-publiek en doen dat even nijdig als genuanceerd.

Tuinstra is de kwaadste van de twee, naar eigen zeggen ook de slimste, ‘kristalhelder’, maar vroeger op school een buitenbeentje dat altijd vond dat ze veel te kort kwam en niet geleerd kreeg dat de belangrijkste dingen in het leven ongezegd blijven; Koster is ‘wat je noemt een echte denker’, die zoveel denkt dat hij er qua richting meestal niet helemaal uitkomt. Naar eigen zeggen is zijn enige tekortkoming dat hij ‘te goed’ is voor deze wereld en te veel aan anderen denkt in plaats van aan zichzelf.

Alles wat het tweetal zegt is erop gericht dat zij nu zelf het heft in handen nemen, dat zij nu eens bovenop de rots staan, dat zij de leiders zijn en de massa hen volgt. Hun revolutie gaat over zelf het middelpunt worden van je eigen selfie.

Het is een prachtige tekst die Tuinstra en Koster spelen, geschreven door Rob de Graaf. De Graaf verstaat de kunst om volkomen abstracte ideeën en hun merkwaardige maar herkenbare gevolgen te vangen in concrete, alledaagse taal en zo een interessante kijk te geven op het hedendaagse egodocument. Maar de tekst heeft de, op den duur ietwat oninteressante, structuur van een spiraal. Keer op keer volgen de scènes het patroon van: wie kwaad is omdat-ie altijd als massa is beschouwd en nou weleens zelf de baas wil spelen, eindigt uiteindelijk zoals Floyd en Henke zelf, namelijk als megalomane en arrogante volksmenner. Daardoor heeft het stuk geen clou, geen climax, ook geen anticlimax en misschien zelfs wel wat weinig richting. De voorstelling is daarmee zelf een beetje een egodocument geworden van het gedachtegoed van Rob de Graaf, dat hoewel knap en filosofisch doorwrocht toch ook al enkele jaren meegaat en in die zin allesbehalve revolutionair is.

Gelukkig weet de eindregie van René Geerlings het zich telkens herhalende patroon van de tekst uiterst inventief in treffende beelden te vangen: acteurs met flowerpower pruiken of hertengeweien op het hoofd, afgewisseld met kolderiek strakke bewegingen en showoptredens. Door het aardse, relativerende en vette spel weten de twee charismatische acteurs bovendien de aandacht van het publiek tot het einde vast te houden.

Foto: Kamerich & Budwilowitz EYES2