Na tien dagen vond vanmiddag, op de slotdag, de laatste première van het Over het IJ Festival in Amsterdam plaats. Bovenin de NDSM-loods confronteert Abhishek Thapar met Reverse Engineering het publiek, door middel van een bordspel, met ethische dilemma’s rondom afvalrecycling, engagement en kunstenaarschap.

In groepen van ongeveer tien personen nemen we plaats rondom een groot Kolonisten van Catan-achtig speelbord. De groep wordt in vier teams verdeeld, die elk een tweetal kantoren krijgt op dit fictieve afvaleiland. We moeten beslissen wat we met het afval doen, hoe we het omzetten in (toegepaste) kunst en hoe we met onze werknemers omgaan in deze zwaar vervuilde omgeving.

Als de setting van het bordspel duidelijk is, krijgt iedere deelnemer een rol toegewezen: je bent artiest, gids of importeur. Per beurt kies je of je de omgeving opschoont (en de weggehaalde kunst gebruikt voor een live te creëren kunstwerk, van batterijen, snoertjes en computeronderdelen) of kies je ervoor een werknemer bescherming te bieden (door middel van handschoenen en maskertjes).

Halverwege komen er wat nieuwe regels die het spel enigszins compliceren, en waardoor je handelen ook ineens consequenties kan hebben voor de groep die je verderop in de andere ruimte het spel ziet spelen. De boodschap is duidelijk: ons handelen reikt verder dan we zelf kunnen inschatten, en ook het handelen van iemand anders heeft weer invloed op ons.

Bovendien is de keuze tussen kunst en werknemers helemaal niet zo evident als aanvankelijk lijkt. Door afval te verwijderen en in te zetten als (toegepaste) kunst, ruim je de werkplek van de werknemers op en begeven zij zich dus in een schonere, gezondere leefomgeving. Aan de andere kant ontneem je ze wel hun werk, en dus hun inkomen, hun mogelijkheid om voor hun gezinnen te zorgen. Wat is wijsheid? Wat kies je als je moet kiezen tussen twee kwaden?

Eigenlijk ontlokken de makers razend interessante ethische dilemma’s, die per saldo de spelwerkelijkheid makkelijk kunnen ontstijgen. De reden dat dit nauwelijks gebeurt, komt vooral door de goedbedoelende spelleiders die het tempo van het spel onnodig hoog houden. Daardoor ligt de focus lange tijd op de randvoorwaarden: de spelregels bijvoorbeeld, of de beoogde volgorde van handelingen. Terwijl gaandeweg duidelijk wordt dat het de makers daar geenszins om te doen is: het gesprek moet opengebroken worden. Wie het spel wint of verliest, is wel het laatste wat relevant is.

Maar daarvoor moet er in dit spel ook ruimte ingebouwd worden om de morele dilemma’s inhoudelijk uit te diepen. Met name halverwege stellen onverwachte vragen ons voor onverwachte dilemma’s, maar de antwoorden moeten te snel komen. De deelnemers zijn niet voorbereid op de verschuiving van spel (vorm) naar een onderlinge exploratie (inhoud). Dat vergt een dramaturgische inbedding die hier nog onvoldoende uit de verf kwam.

Volgens mij is het vooral een kwestie van de deelnemers veel meer tijd geven. Laat ons maar even zwemmen, even wat onzinantwoorden bedenken, uiteindelijk komt er altijd wel iets interessants op gang. Als spelleider mag daar bovendien meer op ingegrepen worden: de goede vragen stellen, hier en daar wat sturen, provoceren, iedereen erbij betrekken – daarin zit ook het theatrale potentieel van dit project.

In de basis ligt er nu een spannend, interactief uur dat zeker spannende vragen aanstipt. De volgende stap is die vragen uitdiepen.