God, wiens bestaan onder steeds grotere druk staat, zou een beetje blij worden van alle bijval die hij in Restante krijgt van hondstrouwe aanhanger Jan Beuving. Een aanhanger die ook wel ziet waar de schoen wringt, die alle lelijkheden, uitwassen en beperkingen die uit religies voortkomen verafschuwt. Die spottend wordt aangesproken als ‘zijn god’ weer eens niet thuis geeft bij rampen en persoonlijk leed.

Een aanhanger die bovendien wiskundige is, een man van cijfers, feiten en bewijzen. Dat verdraagt zich slecht met geloof. Maar Beuving blijft dat geloof trouw, als hij er afscheid van zou nemen, neemt hij afscheid van zichzelf. Een cabaretier die vertelt hoe hij tegen de klippen op blijft vasthouden aan wat een meerderheid inmiddels als achterhaald en fictie ziet, kom je zelden tegen in een theater. Maar cabaret is een ‘persoonlijkheidskunst’ en Beuving heeft lef om van gangbare paden af te wijken. Daarbij gesteund door zijn vermogen vlijmscherp en vol zelfvertrouwen aan te wijzen waar de hypocrisie zit en ermee af te rekenen. Zo trekt hij het persoonlijke breed.

Beuvings derde programma volgt eenzelfde lijn als Rotatie, de voorstelling uit 2018 waarmee hij zich stevig in de A-klasse van het cabaret vestigde. Die voorstelling kantelde halverwege indrukwekkend. Exacte feiten waarmee hij ons liet duizelen en lachen, altijd zijn bases, bleken geen enkel soelaas te bieden voor tegenslagen en emoties in zijn leven.

Ook in Restante strooit Beuving weer geestige porties wiskunde, die in de loop van de voorstelling naar de achtergrond verdwijnen. Dan wordt ook duidelijk waarom hij stapels boeken op het podium heeft staan. Veel fictie – opmerkelijk voor een wetenschapper – en zeer weinig non-fictie. En ergens in niemandsland ligt zijn bijbel, annex liedbundel. Fictie of non-fictie, dat is de vraag. ‘Een verhaal met een kern van waarheid’, zegt hij, kort nadat hij een onlogische logica heeft verkondigd: ‘Zonder mensen zou God niet bestaan. Daarom heeft hij ze ook geschapen’. God houdt vast ook wel van een grapje.

Restante begint met een oorveeg, een inktzwarte toekomstvisie. Een lied over de laatste mens, de enige overlevende van pandemieën en natuurrampen, het restant van wat ooit onze beschaving was, die op een rots gezeten het water ziet stijgen. Met de prachtig rijmende tekst geeft Beuving direct zijn visitekaartje af. Waarop met hele vette letters ook zijn vaste en bijkans onmisbare componist en pianist staat, Tom Dicke.

Liedjes vormen het onverwoestbare fundament van Restante. Als hij tussendoor eens wat te flauw is of het programma een zakkertje heeft, wordt het steeds gered met een pareltje van liedkunst. Behalve dat openingslied, bijvoorbeeld ook een lied aan het slot, een wanhoopskreet naar die god en de vraag of al dat bidden – ook ongelovigen bidden, als nergens een vluchtstrook meer is – op de aarde soms als poste restante is blijven liggen op het hemelpostkantoor.

En dan is er nog dat bijtend cynische lied met zijn wens te behoren tot groeperingen die zichzelf de maat der dingen vinden. ‘Was ik maar rechts’, zingt hij. En daarna links, wit, oud, eindigend in ‘was ik maar dood’. Restante heeft veel momenten als deze, waarop je denkt: ‘au, touché!‘ Want Jan Beuving is een echte cabaretier geworden, een vakman die weet hoe hij moet prikkelen.

Foto: Anne Reitsma