De Eerste Wereldoorlog hoort beslist bij het goorste wat de mensheid heeft meegemaakt. Combineer dat met de zinloosheid van de miljoenenslachting en je vraagt je helemaal af waar het leven goed voor is. WO I viert volgend jaar zijn honderdste verjaardag. Afslag Eindhoven maakt er een voorstelling over, met ervaringsdeskundige Louis-Ferdinand Céline als gids.

Smerigheid, dat is de terugkerende samenvatting van de gruwelen van wat ‘the great war’ is gaan heten. Céline gebruikt het woord niet alleen voor de oorlog, maar ook voor de menselijke conditie. Zijn personage Bardamu doet zich niet beter voor dan de anderen die zijn meegesleept in de waanzin en doet zijn verslag in onliteraire gewonemensentaal die geen smerigheid vermomt of verzacht. Zijn donkerzwarte levensverhaal komt sterk overeen met dat van de schrijver zelf. Reis naar het einde van de nacht (1932), Célines debuutroman, sloeg in als een bom, excusez le mot.

Afslag Eindhoven gebruikt voor een locatievoorstelling alleen de oorlogservaringen uit de roman. De expositieruimte van het fabriekscomplex waarin ontwerper Piet Hein Eek zijn intrek heeft genomen, is een betonnen zaal die tegen een stootje kan. Door het decor van geblakerde bomen, langs een sintelpad van zwart textiel komt het publiek bij de tribune. Rogier Schippers en Martijn Crins wisselen elkaar af in het verhaal dat van de ene smerigheid naar de andere gaat. Dat is meteen het lastige punt van de voorstelling: de reis begint zwart, doet zwarte stations aan en eindigt zwart, en de toeschouwers kennen de afloop al. Omdat er weinig ontwikkeling in zit, bieden deze oorlogstaferelen een weinig dramatisch gegeven.

De dramatiek moet je dus ergens anders in zoeken, en dat heeft regisseuse Yvonne van Beukering gedaan. Het gaat haar om de verbeelding van de gruwel, om het oproepen van de wanhoop, en dat lukt regelmatig. In de eerste plaats door het indrukwekkende spel van Schippers. Hij begint rustig te vertellen dat Fransen en Duitsers wat hem betreft helemaal geen vijanden waren, maar deden wat hun opgedragen werd en al snel niet beter wisten. Als er direct daarna een wachtmeester ontploft en de bloedige restanten over het speelvlak worden gegooid, is de toon definitief gezet. Schippers koppelt een imponerende gestalte en dito stemgeluid aan kwetsbare, hulpeloze ogen die je werkelijk een gevoel geven van hoe de oorlog iemand raakt.

De tweede sterke factor is de muziek van Woody Veneman. Dankzij zijn  versterking- en effectapparatuur haalt hij een complete oorlog uit zijn gitaren. Daarnaast zingt hij mooie liedjes en maakt hij gevarieerde soundscapes. Veneman is een belangrijke sfeerbepalende factor.

Andere oorlogshandelingen maken minder indruk. Martijn Crins valt het decor met agressie aan en stapelt matrassen en meubilair op een kar met ingepakte hompen vlees, maar het is te weinig gemotiveerd. Ook het gedoe in de plas met bloed, de psychedelische lichtscène en de scène in de door Duitsers overvallen boerderij, waarin Eva Nijs de dochter des huizes speelt, werken als losse brokken en niet als bouwstenen.

Reis naar het einde van de nacht maakt regelmatig indruk, maar mist een dwingende boog. Dat verwijt kreeg Céline trouwens zelf ook, en misschien is het wel de essentie van de dramaturgisch onverantwoorde zinloosheid van de oorlog.

Foto: Paul Beekhuis