In de muziektheatervoorstelling Blackbird – Rebirth gaat Hendrik Aerts de confrontatie aan met het noodlot. De theatermaker brengt verstilling en bombast op schurende wijze samen. (meer…)
Mimecollectieven hebben al decennialang hun beslist eigen stempel gedrukt op het Nederlandse theaterlandschap. In Marijn de Langens monografie over de Nederlandse mime passeren al die generaties de revue. Collectief Het Paradijs vertolkt de stem van de nieuwe generatie.
Al is stem hier misschien niet het juiste woord: in het universum dat Ivar Schutte, Luuk Weers en Vincent van Woerkom creëren (in eindregie van Stephen Liebman), wordt de stem alleen gebruikt voor het produceren van rudimentaire oerklanken en af en toe een gelispeld woordje. In dit universum staat vooral het lichaam centraal. En hoe.
We worden verwelkomd door een buitengewoon volumineus persoon in tweedelig pak, wiens mond kennelijk net een bak petroleum of iets dergelijks heeft leeggedronken. Hij staat in een ondefinieerbaar landschap (scenografie: Calle de Hoog), op een hoog podium waarin een dampende aardspleet de hete ingewanden van de aarde doet vermoeden. Zijn we in Delphi beland en gaan we de bijbehorende orakels raadplegen? Of bevinden we ons te midden van de gevolgen van een natuurramp en staan we op de opengebarsten vloer van een betonnen snelweg?
Buitenaardse wezens met hoofden als planeten lopen onbestemd rond. Deze wezens bestaan en dat lijkt het hele punt te zijn: dat ze bestaan. Misschien verwijst de titel Rebirth ook naar de renaissance. De associatie met Jeroen Bosch is nooit ver weg: gedrochten met hun gedrochtelijk gedrag vullen het toneel en de associatie met een hellemond is snel gelegd: zijn we voorbij Het Laatste Oordeel? Uit de ingewanden der aarde komen wezens tevoorschijn alsof het de aarde zelf is die deze schepsels baart.
Er is geen lineair narratief, er is geen ontwikkeling, oorzaak en gevolg kennen hier geen wetmatigheid. Zijn we teruggekeerd naar een oerstaat van het (menselijk?) leven of zijn we juist aan het apocalyptisch moment voorbij en is de cyclus rond? In een reeks sequenties en tableaus wordt een soort hel aan ons voorgeschoteld. Verwijzingen naar Dante, de Griekse mythologie, het Oude Testament: als die er al zijn, worden die niet uitdrukkelijk geëtaleerd.
Een sterke sequentie in de voorstelling biedt een mogelijke richting tot interpretatie: een roodharige figuur deelt heliumballonnen uit die door de reus uit het begin glunderend aangenomen worden. Maar als de reus de ballon heeft aangenomen, wordt die door de roodharige figuur zelf dadelijk lek geprikt, waardoor de reus als een klein kind begint te huilen, vervolgens een nieuwe ballon aangeboden krijgt, die weer lek wordt geprikt en aldus ontstaat een eindeloze reeks Jantje-lacht-Jantje-huilt-herhalingen. Zijn wij gereduceerd tot primitieve wezens die slechts primaire verlangens willen bevredigen?
Hier staat een bijzonder soort duet tegenover waarbij twee performers, de steeds behoedzaam de balans zoeken tussen de extreem lange performer (Van Woerkom) en de performer van gemiddelde proporties (Weers), uiterst langzaam en in een geruisloze verstilling, om, in en door elkaar heen draaien, in een soort poëtische acrobatiek.
Tegen het eind van de voorstelling is het podium verzakt tot een steile onbegaanbare helling. De reus wordt door de aarde verzwolgen nadat hij twee nakomelingen heeft voortgebracht en deze beginnen een onmogelijke race naar de top. Een derde voegt zich er later bij maar het is onmogelijk om die top te beklimmen zonder steunpunten of hulpmiddelen. Steeds glijden zij weer terug naar de voet van de helling: Sisyphus en zijn steen zijn in deze hel samengeklonterd tot één enkele eenheid.
Referenties aan ons huidig tijdsgewricht met zijn diverse majeure crises zijn niet in de voorstelling verwerkt: het publiek mag die zelf lezen. The medium is the message in deze intrigerende en onalledaagse voorstelling.
Foto’s: Julian Maiwald