Het staat als een huis, de voorstelling Real boys: tegelijk een (poging tot) musical over Pinokkio, ‘the making of’ van die musical, commentaar op beide én een swingend popconcert.

Real boys is de tweede voorstelling van More Dogs, een Vlaams collectief van schrijvers, makers, spelers en muzikanten die samen drama studeerden aan het conservatorium van Antwerpen. Ze debuteerden in 2018 bij Orkater/De Nieuwkomers met de goed ontvangen voorstelling Zeitgeber.

Van Real boys maken ze een heerlijke lasagnevoorstelling: je ziet het collectief More Dogs (Viktor De Greef, Gode Kempen, Robin Keyaert, Julien Neirynck en Elias Vandenbroucke) die spelen dat ze een band zijn, Real Boys, die speelt dat ze aan het repeteren zijn aan een musical over Pinokkio: een vertelling binnen een vertelling binnen een vertelling. Al die lagen worden op ingenieuze wijze door elkaar gehusseld: superstrak gechoreografeerd en gespeeld.

Alle vijf musiceren en zingen ze uitstekend, met als uitgangspunt de opstelling van de klassieke rockband: percussie, gitaren en synthesizers, aangevuld met elektronica, maar ook bijvoorbeeld met een mandoline. Muziek die verwijst naar tal van grootheden uit de popgeschiedenis, van Laurie Anderson tot Zappa en van Radiohead naar Tom Waits. Moeiteloos wisselen ze van instrument en van stijl. Soms ondersteunt de muziek de dialogen, soms staat die op zichzelf.

In hun ‘geflipte libretto’ wordt het uitgangspunt gevormd door het sprookje van Pinokkio, de houten pop die door zijn schepper Geppetto in elkaar is geknutseld en die heel graag ‘echt’ wil worden, een mens van vlees en bloed. De musical die ze over Pinokkio zouden willen maken struikelt alsmaar vanwege dat grote thema: wat is ‘echt’, wat is ‘fake’? Telkens als het verhaal even op gang is, stapt er iemand uit om uit te leggen hoe de voorstelling is opgebouwd of waarom híj eigenlijk niet de rol van Pinokkio mag spelen. En hoe ze soms zelf ook niet meer weten in welke laag ze nou zitten, en of ze nou zichzelf zijn dan wel het uitvergrote personage dat ze in de musical spelen – ‘Het is in het Engels dus dan zijn we in de musical’ – of nog weer iets of iemand anders.

Het klinkt ingewikkeld, maar het knappe is dat het glashelder blijft, terwijl ze voortdurend metacommentaar leveren en een dubbele laag aanbrengen: soms valt hun ‘echte’ personage samen met dat van de acteur die ze spelen, waarbij de onderliggende rolverdeling gaandeweg duidelijker wordt: de een wil voortdurend op alles reflecteren – ‘We zijn dus wel een postmoderne deconstructie van Pinokkio aan het maken’ – en de ander wil gewoon lekker muziek maken.

Halverwege de voorstelling wordt de vraag steeds klemmender: ‘Waarom wil ik eigenlijk een echte jongen worden?’ Pinokkio ziet het niet meer zitten. Aanvankelijk lijkt dat het doel van de hele trip: ‘I want to be a real boy’ Opgewekt gaat hij op pad en komt een aantal mensen tegen, waaronder de krekel Cricket, die hem mee op sleeptouw neemt. Iedereen wil maar dat hij ‘echt’ wordt, terwijl de nadelen evident zijn: je voelt bijvoorbeeld de hele tijd van alles terwijl hij als de pop Pinokkio lekker nergens last van heeft.

De verwarring over wat ‘echt’ is en wat niet neemt toe, waarbij slim wordt gegoocheld met hedendaagse begrippen als fake news, artificiële intelligentie, de invloed van reclame en de toenemende waardering voor ‘authenticiteit’ waarbij volstrekt onduidelijk is wat dat nog inhoudt. En er wordt slim gespeeld met het concept van de musical, want als het ergens gaat over grote gevoelens die ‘echt zijn’, is het daar wel. Hoe kan je geraakt worden door muziek, ook al voel je dat iets nep is; dat is een van de interessante onderliggende vragen.

 Geestig zijn ook de kostuums van Esmée Thomassen: gele schoenen, een korte broek, een baret en een houten neus voor Pinokkio, een lange trui met eronder kniekousen voor Cricket en een blauwe Amy Winehouse-pruik voor de Blauwe Fee. Real boys is opnieuw een geslaagde productie uit de onuitputtelijke Orkater/De Nieuwkomers-bron, een overrompelende theaterervaring waar de energie en het spelplezier van afspat.

Foto: Ben van Duin