Voor ik naar de voorstelling vertrek, zie ik op het nieuws drones vliegen. De politie toont hoe deze vliegende machientjes ingezet kunnen worden om snel foto’s te nemen van verkeersongelukken, waardoor er sneller opgeruimd kan worden en er minder lange files zullen zijn. Een uur later zie ik drones boven het podium hangen, met een puur esthetische functie. Ze showen hoe mooi zwevende zoemende drones in een formatie kunnen ‘dansen’. Gaan zij een battle aan met jonge urban dansers?

Choreograaf Ugo Dehaes heeft al eerder gewerkt met jongeren bij fABULEUS, het Leuvense dans- en theaterhuis voor jongeren, en dat resulteerde tot de dynamische, krachtige, harmonieuze en indrukwekkende productie Girls. Nu heeft hij zeven jonge urban dansers onder zijn hoede, van 11 tot 16 jaar. Op de vloer danst ook een professionele danseres, de Finse Jenna Jalonen. Zij is gekleed in het zwart en danst zachte bewegingen tussen de over de vloer zwevende drones. Deze machientjes, zo verneem ik nadien, worden computergestuurd. Op de dansvloer zijn vierkante markers aangebracht, een soort QR-codes die de robotinsecten in koers houden. Toch vliegt er nog eentje tegen de wand.

Zoals de helicopters uit de film Apocalypse Now hangen drones in formatie in de lucht, op ooghoogte. Biddende insecten zijn het. Daarna verspreiden ze zich in slagorde. Eentje komt in de buurt van de danseres. Er ontstaat een duet. De danseres lijkt de machinerobot te willen bezweren, zacht, soms heel even heftig. Zij verdwijnt onder een bank door, de drone achtervolgt haar. Vanuit hun holen kruipen de jongeren een voor een als ratten de nu lege, veilige vloer op. Ieder in zijn of haar eigen, soms kleurige outfit, witte sneakers verbinden hen. Een voor een draaien ze hun pasjes, schokken ze hun lijf, bewegen ze hun armen en benen in versneld tempo, buitelen en tollen ze. Ze kijken naar elkaar, ze moedigen elkaar aan, ze kopiëren elkaar. Ze dansen als individuen, in solo’s, af en toe in duet, heel soms met vier, een heel enkele keer alle zeven samen.

Tot een uitputtende battle komt het niet. De beat dreunt zachtjes. Street dance wordt in al zijn kunstjes en technieken, met de glimlach opgevoerd. Vol bewondering staar ik naar de kunde van de dansers. Vredig esthetisch blijft het op de vloer. Urban dansers zijn individuele dansers, die elkaar vinden, toch een groep vormen, voldoende los om vrij hun eigen moves te kunnen doen. Ieder doet zijn ding. Twee jongens, vijf meisjes, waaronder nog een heel jonge. Elf jaar is ze. De ‘Shirley Temple van de urban dance’ zegt de toeschouwster naast me. Het meisje, een spring-in-het-veld-je, trekt de aandacht, is ook keigoed.

De danseres in het zwart verschijnt, gooit zich in de dans, de beat gaat over in holle waterachtige atonale klanken. Ze lijkt de leiding te willen nemen, de groep jongeren in hedendaagse dans te willen introduceren. Haar dans lijkt op de bewegingen van de urban-dans te variëren, maar dan trager, minder hoekig, sierlijker. Af en toe reageren de tieners, doen ze even mee, gaan ze liggen, heffen hun knieën. De danseres wil als een rattenvanger de groep meetrekken naar iets anders. Naar wat? Naar een organisch geheel van klassieke hedendaagse dans en urban dance? Het lukt niet echt. De danseres kreeg er bij de drone meer samenspel uit dan bij deze groep stadsjongeren. Is dat spel nu gemeend? Voelen die jongeren echt niks voor dit dansproces, voor deze esthetiserende aanpak van hùn dans? De botsing tussen de dansstijlen zit er in, maar mist dynamiek, blijft oppervlakkig, blijft in de lucht hangen Hier had meer kunnen gebeuren. Er is geen battle tussen urban dance en hedendaagse dans. Zeker geen clash. Het blijft braaf in de schouwburg.

Foto: Clara Hermans