Een krom vrouwtje verschijnt op een ieniemienie driewielertje. ‘Is de kust veilig?’ krast ze tegen het publiek van drie jaar en ouder. Met vrolijke twinkeloogjes vertelt ze dat er ergens een prins achter een boom staat die haar vogeltje wil afpakken. Dat vogeltje, zo ontdekken we al gauw, is Rapunzel met de meterslange vlecht, opgesloten hoog in de toren.

Actrices Anke Engels en Vimala Nijenhuis van Het Kleine Theater beklinken met de première van hun zevende voorstelling, Rapunzel, dat zij het nieuwe huisgezelschap vormen van het Ostadetheater. Dit buurttheater in de Amsterdamse Pijp wil zich gaan profileren als toegankelijke accommodatie voor kwalitatief goed en betaalbaar jeugdtheater.

De twee actrices hebben het sprookje Rapunzel van de gebroeders Grimm vrijelijk naar hun hand gezet en daarbij mooi benadrukt dat niet alleen Rapunzel hoog in de toren eenzaam is, maar dat de verfoeide petemoei die haar daar gevangen houdt, dat evenzeer is. De grootste angst van het gebochelde vrouwtje is alleen achter blijven als ‘haar vogeltje’ haar vleugels zou uit slaan. Ook lekker aan de bewerking is dat Rapunzel alles behalve een zielig slachtoffer is. Ze is een weliswaar lieftallige, maar vooral vieve vrouw die popelt om de wereld en de mensen te leren kennen. Vol vertrouwen schikt ze zich naar Petemoeis wensen en wijsheden. Maar zoals bij de meeste opgroeiende meisjes kriebelt het vermoeden dat er méér onder de zon is dan haar behouden opvoeder beweert en neemt ze op goeie dag het heft in eigen hand. Er blijkt een deurtje in de toren te zitten en gras blijkt niet te prikken maar heerlijk zacht te zijn.

Engels en Nijenhuis spelen er lustig op los, met een licht ironisch gevoel voor humor en amusante verwijzingen naar andere sprookjes (Assepoester, Roodkapje). Hoewel Rapunzel een prettige, onpretentieuze charme heeft, zou het geheel enorm aan kracht en kwaliteit winnen met een net iets scherpere tekst, een net wat gedurfdere regie en iets minder karikaturaal spel. Dan zou het in wezen goede idee beter uit de verf komen en de op zich aanwezige inhoud minder blijven hangen in vrolijke oppervlakkigheid.

Foto: Dorien Grötzinger