Eerst is de vloer van de voormalige brandweerkazerne in Zandvoort geheel leeg en is het er stil. We kijken naar pilaren in de kleuren rood en wit, naar in vakken verdeelde ramen, een betonnen vloer. Dan rolt er opeens een bal langs die met een felle knal tegen een ijzeren hekwerk slaat. Het lijkt het begin van een voorstelling van het vroegere, legendarische gezelschap Bewth. Maar achter deze scène, en overigens de gehele voorstelling door de groep BOT, schuilt theatermaker en performancekunstenaar Vincent de Rooij.

Ramkoers heet de nieuwe productie door muziektheatergroep BOT, opgericht op Oerol in 2009. Eerder maakten de vier performers en muzikanten spektakelvoorstellingen als Het geluid van stilte, Het geluid van kou en Mijn Faust. Regisseur Vincent de Rooij was jarenlang verbonden aan een ander legendarisch gezelschap, Dogtroep. In Ramkoers vinden theatrale machines, fantasierijke meccanoconstructies en snoeiharde muziek elkaar. De makers zelf noemen hun stijl ‘heavy artillery / trash / musical theatre‘, en daarin is alles perfect vervat: muziektheater gemaakt van weggegooid ijzermateriaal dat klinkt als zwaar artillerievuur. ‘Ramkoers’ echter is een begrip uit de zeevaart. Daar spreekt men niet van artillerie, dat is toch eerder de landmacht.

BOT is verzot op bijzondere locaties. In de haven van Middelburg ligt het gepantserde ramschip De Schorpioen. Dát lijkt me de gedroomde entourage voor Ramkoers. De uitvoering roept associaties op met voorstellingen die het Franse gezelschap Décor Sonore maakte op Oerol, in 2004, vijf jaar voordat BOT zichzelf op Terschelling oprichtte. Hier ontlokte percussionist Michel Risse aan een voormalig bergingsschip en zeesleepboot een onwaarschijnlijke rijkdom aan klanken: de mast was drumstel, de lijnen van de tuigage klonken als een harp.

Laten we met Ramkoers stil en intiem beginnen: nadat de bal over de grond rolde, klinkt er een mooie sonore stem die zingt: ‘Het piept en het kraakt.’ Geleidelijk vullen de vier performers de brandweervloer met zelfgemaakte instrumenten, waaruit steeds meer poëtische herrie tevoorschijn komt. Aan het slot is de vloer overvol geladen. Alles wat maar enigszins van ijzer is en klanken kan voortbrengen doet mee. Inventief is de kleine accordeon die, als een soort rups, zelfstandig over de vloer voortbeweegt en melancholieke klanken ten gehore brengt.

Opeens dendert een ton aan, waaruit een zangstem tevoorschijn komt. Ik ga niet verhullen hoe dat kan. Een ander hoogtepunt is de reusachtige stalen hoepel, waarin een man met piano is vastgeketend. Deze rolt heen en weer terwijl de pianist onverdroten zijn instrument bespeelt. Op zijn kop evengoed als gewoon rechtop, tollend even geweldig als stilstaand. De spelers hebben geen enkele pretentie, ze doen niet gewichtig of quasi-filosofisch, ze maken rauw, intens en uitbundig muziektheater. Het enige nadeel is dat hun instrumentarium niet nieuw is. In eerdere producties mochten de zwaaiende toeters, de olievaten als drumstel, de stalen platen al meedoen als geluidsveroorzakers, als GeräuschGeräte. Ook gaat het viertal wederom gekleed in zwarte rokken.

Toch hindert dat allemaal niet. Evenmin dat Ramkoers geen werkelijk verhaal vertelt of een duidelijke dramaturgie heeft. De liedjes die soms, tussen het lawaai opklinken, zijn teder dichterlijk en dat contrasteert fraai met de fysieke kracht van het artillerievuurwerk. Humor heeft de uitvoering zeker. Een heerlijk moment is wanneer een drummer uit zijn met poederstof gevuld drumstel, met een rond gat op de bespanning, poederwolken het publiek in zendt. En het slot is ongeëvenaard: vanaf stalen buizen ratelen een soort ijzeren castagnetten omlaag en veroorzaken een aanvankelijk hoog en snel maar geleidelijk lager ritme, totdat alles stilvalt. Dan is er toch nog zoiets als een dramaturgie: al die lawaaimachines die uiteindelijk vanzelf stilvallen.

Deze zomer te zien op een aantal festivals in Nederland.

Foto: Ilton K. Do Rosario