Documentairetheatergezelschap Berlin maakt in de nieuwe voorstelling Ramble song een uitstapje naar pure fictie. De combinatie van muzikale en filmische elementen mist echter de subtiliteit en gelaagdheid die eerder werk van het gezelschap zo rijk maakte.

Zoals gebruikelijk bij een voorstelling van het Antwerpse documentairetheatergezelschap Berlin springt de publieksopstelling bij Ramble song meteen in het oog. Het is een soort arena, waar het publiek in een cirkel om vier muzikanten heen zit, terwijl de buitenste ring bestaat uit een videoscherm dat een panoramabeeld van 360 graden biedt. Bij aanvang is het scherm blauw, met enkele verkleuringen die aangeven dat we misschien naar de lucht of naar een wateroppervlak kijken.

Met Ramble song wijkt Berlin wat af van hun normale manier van werken. Waar de muziek van componist Peter van Laerhoven gebruikelijk een ondersteunende rol heeft in voorstellingen die het midden houden tussen documentaire en theater, is die nu leidend, samen met de filmische beelden van Bart Baele en Yves Degryse. Van Laerhoven hanteert in Ramble song een stijl die sterk naar filmmuziek neigt, of naar de experimentele post-rock van bands als Godspeed You! Black Emperor of Mogwai. De composities zijn ruimtevullend en regelmatig zwaar: het is muziek die vol op het gevoel speelt en weinig aan de verbeelding van de luisteraar overlaat.

Als concert hoeft dat geen probleem te zijn, daar sluit je gewoon je ogen en laat je je meevoeren. In combinatie met de eveneens weinig subtiele beelden rijdt Ramble song echter met volle vaart de afgrond van de kitsch in. Het begint al met het stuntelige Engels waarmee de makers een gevoel van filosofische diepgang lijken te willen creëren, maar dat zo bol staat van de krakkemikkige formuleringen dat het eerder op de dagboekoverpeinzingen van een middelbare scholier lijkt. De filmbeelden dragen bij aan een sfeer van theatrale overdaad: het magisch-realisme van Baele en Degryse vormde in vorige voorstellingen vaak een prikkelend contrast met het naturalisme van de documentaire beelden, maar nu het in Ramble song op zichzelf moet staan blijft het bij oppervlakkige symboliek. De makers spreken in taferelen bij de zee een mythologisch register aan, en in stedelijke scènes lijken ze het alledaagse absurdisme van Roy Andersson of Alex van Warmerdam te willen evenaren; in beide stijlen ontbreekt het de beelden echter aan gelaagdheid en verzandt het in visueel effectbejag.

Het ontbreekt Rambles song vooral aan tegenkleur. Omdat zowel de muziek als de beelden continu op dezelfde sfeer en dezelfde gewichtigheid inzetten zonder dat er een inhoudelijke bodem wordt gelegd of ruimte voor interpretatievrijheid wordt gecreëerd, verdrinkt de voorstelling in een moeras van zijn eigen pretentie.

Foto: Koen Broos