Zou de gelauwerde toneelschrijver en filmregisseur David Mamet (Chicago, 1947) het echt letterlijk menen, als hij zegt dat zijn stuk Race uit 2009 gaat over ‘het thema ras en de leugens die we elkaar over dat onderwerp vertellen’? 

De titel wijst er op, maar is die ook niet provocerend bedoeld? Zelf houd ik niet van de term ‘ras’ als het om mensen gaat, omdat die mensen in aparte hokken lijkt te verdelen. Maar het is zeker waar dat er in het stuk dat nu in de Amsterdamse Balie wordt gespeeld door Stichting Julius Leeft! van John Leerdam, heel veel wordt gesproken over racistische problemen tussen  zwart, sorry Afrikaans-Amerikaans en blank of… eh wit, of is dat nu: Europees-Amerikaans?

Maar in feite worden er door Mamet veel meer thema’s aangesneden: zoals de positie van vrouwen in het Amerikaanse rechtssysteem, de  verhouding van een jonge advocate tegenover gevestigde juristen, en misschien vooral ook de Amerikaanse strafrechtpraktijk, waarbij volgens Mamets personages de waarheid er in het geheel niet toe doet: het gaat er  beide partijen – aanklager en advocaten – alleen om hun zaak te winnen, met wat voor middelen dan ook.

David Mamet staat er om bekend dat hij graag provoceert en problemen omkeert, niet alleen door zijn stukken en films, maar ook door wat hij daaromheen betoogt. John Leerdam neemt zijn uitspraken echter geheel en al serieus en wil ook niets liever dan het in deze voorstelling vooral hebben over de zwart-witproblemen. Hij is niet zo geïnteresseerd in een subtiele vermenging van al die verschillende thema’s.

In Race zien we twee oudere advocaten, een witte (Reinier Bulder) en een zwarte (Kenneth Herdigein). Zij vormen een maatschap en hebben zojuist een jonge zwarte advocate (Urmie Plein) in dienst genomen. Misschien vanwege het gemengde karakter van de firma wendt een rijke, witte man (Vastert van Aardenne) zich tot hen. Een zwart meisje beschuldigt hem er  van haar te hebben verkracht. Hij houdt vol dat hij van het meisje hield en dat het om seks met wederzijdse toestemming ging. Er ontwikkelt zich een ingewikkeld woordenspel tussen de advocaten. Is het van belang te weten of hij schuldig is aan verkrachting of niet? Het gaat toch niet om waarheidsvinding, is het alleen maar van belang de zaak te winnen? Hoe gaan ze om met het feit dat de beschuldigde een – rijke en bekende – witte man is en het slachtoffer een – arm en onbekend – zwart meisje? Krijgt dat meisje bij voorbaat al gelijk omdat zij zwart is, of is de blanke juist in staat iedereen om te kopen? Spelen de zwart-wittegenstellingen altijd een belangrijke rol, niet alleen in deze rechtszaak, maar ook in de onderlinge verhoudingen op het advocatenkantoor?

Het is in elk geval spannend en intelligent theater. Toch blijft het in mijn ogen enigszins vlak. Daar speelt misschien een rol bij dat de acteurs maar tien dagen hebben kunnen repeteren en soms hun rol nog niet helemaal kennen. Het is sympathiek dat ze dan mogen spelen met een tekstboek in de hand. In het begin is dat ook niet storend, maar als de conflicten heviger worden, is het raar dat boze teksten door een van de acteurs van papier worden voorgelezen. Het moet toch niet zo moeilijk zijn althans die passages uit je hoofd te leren?

John Leerdam lijkt niet heel erg inventief in zijn regie. Er is een advocatenbureau (vormgeving Ossa Kierkegaard) met om onduidelijke redenen stapels verhuisdozen achterin. Op de achtergrond worden eerst wat kantoortorens geprojecteerd en dan het beroemde kunstwerk van Marlene Dumas met tientallen gouaches van getekende gezichten van zwarte mensen.

De plot van het stuk (vertaald en bewerkt door Pieter en Sacha Hilhorst) is enerverend genoeg, maar hier en daar voorspelbaar en soms onwaarschijnlijk. Om die plot gaat het ook niet zozeer. Er worden zéér rake en geestige opmerkingen gemaakt over de positie van zwarten in de Amerikaanse samenleving, over schuld en schaamte, over het belang van haat, angst en afgunst in de rechtspleging. Toch had ik graag wat meer gelaagdheid willen zien. De jonge advocate lijkt nu alleen uit raciale motieven een wanhoopsdaad te plegen, terwijl zij dat ook zou kunnen doen uit vrouwelijke solidariteit, als protest tegen het rechtssysteem of vanwege een heel ver doorgevoerde eerlijkheid, of, wat waarschijnlijker is, vanwege dat alles tegelijk. Daar konden we wel over doorpraten en dat is ook belangrijk.

Foto: Jean van Lingen