Een nieuw acteurscollectief van zes afgestudeerde actrices, met andere jonge mensen als auteur, vormgever en regisseur. Ze willen veel, ze laten veel zien, ze willen alles laten zien wat ze kunnen maar lang, lang niet alles is goed. En omdat het ook nog eens zo veel is, is het vaak lang wachten op iets wat de toeschouwer doet opveren, op iets wat de moeite waard is, op iets wat een voorstelling doet slagen.

Het stuk speelt zich af  op de werkvloer van een sneeuwbollenfabriek. Dat zijn die glazen bolletjes waarin het gaat sneeuwen wanneer je ze schudt. Vijf vrouwen ‘met een totaal verschillende achtergrond’ werken er. Een kloeke, Haagse volksvrouw, een Oost-Europese gastarbeidster, een wilde, jonge meid, en een kakkineuze vrouw na scheiding. En dat onder het toezicht van floormanager Roos. Het zijn allemaal clichés. De rollen worden voorspelbaar ingevuld. De Haagse Angela blijft de hele voorstelling Haags praten zoals u en ik denken dat het hoort. In het stuk worden ze heen en weer getrokken tussen competitie, solidariteit, trots een mooi product af te leveren, walging en het Stockholm-syndroom met de leiding die ze niet kennen. Er is angst voor de floormanager, overname door de Chinezen, werkloosheid, of het vooruitzicht de rest van hun leven hier nog te moeten werken. En ook de toeschouwer krijgt het heen en weer.

De verwikkelingen worden nog eens onoverzichtelijker doordat sommige vrouwen een andere, verborgen identiteit hebben. Zo blijkt de wilde, jonge meid, gespeeld door Isis Cabolet, in werkelijkheid van haar werksituatie een kunstwerk te willen maken en/of in de voetsporen van Günter Wallraff te willen treden om ‘hen een stem te geven’. Maar ook de rollen met een dubbele identiteit doen het acteren niet minder oppervlakkig worden. Jamie Grant als floormanager Roos springt er nog even bovenuit door zich als ambitieuze Brabantse letterlijk in alle bochten te wringen om hogerop te komen. Ze krijgt van auteur Sytze Schalk nog de beste tekst mee in haar exposé over hoe bedrijfsmacht werkt: ‘Jullie beseffen het niet hoe dat voelt als je als leiding ‘s avonds moet gaan slapen met vuile handen.’ Maar vaker lijkt het stuk geschreven als staalkaart om alle actrices een voor een zoveel mogelijk hun kunnen te laten zien.

Daarbij gokt het verhaal ook nog op te veel paarden. Als geëngageerd stuk wordt het nergens schokkend. Als een whodunnit voel je geen enkele behoefte mee te raden wat er is gebeurd. Als thriller kent het nergens suspence. Op het moment dat een van de vrouwen geheel in de stijfselbak dreigt te worden ondergedompeld, krijg je medelijden met de actrice en niet met het personage. Wanneer af en toe iemand een liedje zingt, is het wel weer even spannend (‘Kan ze zingen of niet? Yes, she can!) en ook de slapstick bij de onderlinge jacht op een belangrijke document is leuk. Maar meer omdat er dan even niet wordt geacteerd en er een lekker muziekje onder is gezet.

Maar de meeste tijd  is het wachten.

Een begeleidend persbericht heeft het over ‘vijf vrouwen met totaal verschillende achtergronden’. Maar een eerder persbericht schrijft nog over ‘zes (!) totaal verschillende vrouwen’. Misschien was het verhaal over de geheimzinnige verdwijning van die ene ’totaal verschillende vrouw’ uit de voorstelling spannender geweest.

Foto: Joost de Haas