In Provo 2.0 trekt muziektheatergezelschap Tafel Van Vijf een lijn tussen de Provo-beweging uit de jaren zestig en modern activisme. De voorstelling vermijdt echter een interessante blik op hedendaags verzet en biedt in plaats daarvan een voorspelbare en moralistische blik op de verderfelijke werking van sociale media.

Provo 2.0 begint, net als de voorganger De Nederlandsche Cocaïnefabriek, in de foyer. Daar krijgt het publiek een ‘bingokaart’ in de handen gedrukt en lopen we langs verschillende banners waarop de verschillende acties van Provo zijn afgebeeld. In de vroege jaren zestig bedachten de jonge leden van die beweging verschillende mediagenieke acties om sociale problemen aan de orde te stellen, van rookverslaving tot milieuvervuiling tot vrouwenrechten, en brachten daarmee een maatschappelijk gesprek op gang. Door de vragen op de bingokaart (welke problemen spelen nu nog? wat zou je nu zelf willen aanpakken?) wordt het publiek uitgedaagd om de link met het heden te leggen.

De voorstelling zelf lijkt dat in eerste instantie ook te gaan doen. We maken kennis met Jasper (Dalorim Wartes), de kleinzoon van een van de bekendste Provo-leden, ‘anti-rookmagiër’ Robert Jasper Grootveld. Diens nazaat bewandelt uiteindelijk hetzelfde pad als zijn opa. Nadat zijn vader aan de gevolgen van longkanker is overleden, neemt hij een woedende rap naast het sterfbed op. Als hij die het internet opslingert, wordt het al gauw een succes dat naar meer smaakt – en samen met zijn vriend Bart begint hij nieuwe acties over andere maatschappelijke onderwerpen te verzinnen.

Het probleem met deze aanpak is dat schrijver Enver Husičić en regisseur Stijn Dijkema het vanaf het begin framen als een cautionary tale. De voorstelling begint nadat Bart als gevolg van een van de acties om het leven is gekomen, en Jasper reconstrueert vervolgens hoe het zo ver heeft kunnen komen. Zo komt de nadruk vooral te liggen op de gevaren van activisme, en worden de eventuele argumenten vóór de noodzaak van maatschappelijk verzet vrijwel buiten beschouwing gelaten.

Daarnaast lijkt Jaspers voornaamste drijfveer voor de acties ook eerder het aantal volgers dat het hem oplevert dan een gevoel van onrecht. Op het podium wordt het aantal subscribers in fel oplichtende cijfers bijgehouden, en Jasper wordt steeds toegesproken door het ‘algoritme’ (Floor van der Niet), dat hem aanmoedigt om steeds gevaarlijkere acties te verzinnen om zijn achterban te laten groeien. De makers sluiten zich zo aan bij een vaakgehoord rechts cliché over activisten – dat ze het voor hun eigen meerdere eer en glorie doen.

Het is natuurlijk meer dan oké om een voorstelling te maken over de verslavende werking van sociale-media-succes, maar de aanpak van Tafel Van Vijf kent verschillende problemen. Ten eerste is het verhaal van begin tot eind voorspelbaar – we weten dat Bart zal sterven, en de opbouw biedt geen enkele verrassing: inderdaad is het een gevolg van de door het algoritme aangevuurde wens om steeds groter en gekker te gaan.

Ten tweede laten de makers inhoudelijk ontzettend veel liggen in hun monomane focus op het gevaar van social media. Facebook, WhatsApp, YouTube, Twitter, TikTok en Instagram hebben immers ook een positieve rol gespeeld in modern verzet: bewegingen als #metoo, Black Lives Matter en Extinction Rebellion hadden zonder sociale media nooit zo groot kunnen groeien, en we waren bij voorbeeld veel minder op de hoogte geweest van de genocide die Israël in Gaza uitvoert.

Ook het interactieve gedeelte van de voorstelling schiet tekort, zeker in vergelijking met het intelligente game design van De Nederlandsche Cocaïnefabriek. Waar we in die voorstelling constant met interessante dilemma’s werden geconfronteerd, en onderling streden om het bedrijf zo goed mogelijk te leiden, kunnen we nu steeds slechts kiezen tussen twee vergelijkbare ludieke acties, met nauwelijks effect op de voorstelling. Alleen aan het slot wordt het even spannend, als we zelf mogen kiezen of Bart zijn fatale actie doorzet (wat het grootste deel van het publiek, opvallend genoeg, ook met overgave doet – wat dan wel weer mooi de zieke sensatiezucht van de gemiddelde burger onderstreept).

Tot overmaat van ramp nodigen de makers aan het slot een deel van het publiek uit om te discussiëren over wie er nu de meeste schuld draagt voor de tragedie. Het is zelden interessant om willekeurige bezoekers hun mening te horen geven, en Provo 2.0 draait dan ook uit op een dodelijk saaie reeks vox-popjes. Dat ‘de politiek’ of ‘het kapitalisme’ als mogelijke daders ontbreken is bovendien tekenend voor het totale gebrek aan doordachte systeemkritiek die de makers in hun voorstelling leggen.

Vooral dat laatste, het zeurende gevoel van laf politiek centrisme dat door de voorstelling blijft waren, is pijnlijk. Wat een spannend onderzoek naar het hoe en waarom van activisme had kunnen worden, blijft daar angstvallig van weg. Het voelt onbegrijpelijk dat je een voorstelling op de Provo-beweging baseert en het politieke gesprek, in een tijd waarin zowel de rechtsstaat als de leefomgeving wordt afgebroken, vervolgens letterlijk en figuurlijk links laat liggen.

Foto: Yuri van der Hoeven