Voor haar eerste opera, binnenkort te zien op de Rotterdamse Operadagen, greep de Vlaamse componiste Annelies van Parys terug op Hitchcock: een voorstelling die zich afspeelt tussen waarheid en perceptie, verbeelding en realiteit. Private View heeft onmiskenbaar kwaliteit, maar in tegenstelling tot Hitchcock weten Annelies Van Parys en regisseur Tom Creed de spanningsbogen niet tot in het oneindige op te rekken. Sterker nog: ergens halverwege begint het concept danig te vervelen.

Van Parys schreef een buitengewoon kleurrijke partituur voor drie lage strijkers, drie blazers, percussie, accordeon, elektrische gitaar en vijf stemmen (twee vrouwen- en drie mannenstemmen). Het ‘suspense’-gehalte van de muziek is hoog, toch betreft het geen platte filmmuziek. Daarvoor staat de diepgravende partituur teveel op eigen benen. Ieder personage kreeg zijn eigen kleur en muzikale motief mee, al zijn die niet altijd gemakkelijk te herkennen. Met dat materiaal bouwt de componiste haar eigen web van klank en kleur en speelt ze een toverachtig spel met duizend en één timbres.

En dat is ook meteen de zwakte: een operapartituur is meer dan een spel met kleuren en timbres. Het theatrale fundament ontbreekt in de partituur. Het is teveel blijven hangen in de studeerkamer. Al die piepjes, kraakjes en zuchtjes doen soms ook wel erg gedateerd aan. Alsof de jaren zeventig en tachtig (met componisten als Cage en Lachenman) weer terug zijn van weggeweest. Als luisteraar raak je in dat doolhof van klank en kleur al snel de weg kwijt: ondanks het uitstekende spel van het Asko|Schönberg Ensemble onder leiding van Etienne Siebens.

In Private View zien we vijf flatbewoners hun (sociaal geïsoleerde) bestaan al glurend naar de buren doorbrengen. Er is – net als in de Hitchcockfilm Rear Window – sprake van een moord, maar de verdere uitwerking blijft wel erg vaag. Kan de gedeelde angst de flatbewoners uit hun isolement halen? Wordt het publiek medeplichtig? Het zijn vragen die wel gesteld worden, maar het antwoord heb ik, in de nogal afstandelijke en formalistische regie van Tom Creed, niet ontdekt.

Eigenlijk steunt de voorstelling geheel op de videobeelden van het gezelschap 33 1/3 Collective. Dit gezelschap was in de Operadagen eerder goed voor zeer bijzondere en meeslepende producties als Blauwbaard en Soselo in Siberia waar ze met ingenieuze videotechniek morrelden aan de grens tussen werkelijkheid en fictie. Nu omvat dat aandeel, geprojecteerd op zes grote videoschermen, echter niet meer dan het betere knip- en plakwerk uit oude Hitchcockfilms. Jammer, want deze videokunstenaars kunnen beter.