‘Ik wist dat mijn hoop op redding oneindig klein was, maar ik wist ook dat ik, mocht ik overleven, mijn verhaal móest vertellen.’ Deze zin uit het kostbare, noodzakelijke meesterwerk Is dit een mens (Se questo è un uomo, 1947) van de Italiaanse schrijver en scheikundige Primo Levi (1919-1987) toont het boek in de kern: precies geformuleerd, terughoudend, moedig. Levi is een van de weinige overlevenden van Auschwitz. Zijn getuigenis verscheen al in 1947, twee jaar nadat hij uit het concentratiekamp was bevrijd.

Als eerbetoon aan dit werk en als begin van de Nationale Herdenking van 4 mei speelt acteur Jacob Olesen in de Uilenburgersjoel aan de Amsterdamse Nieuwe Uilenburgerstraat de voorstelling Primo, geïnspireerd door Levi’s boek. De voorstelling speelt in Nederland op initiatief van Joods Cultureel Kwartier

De Zweeds-Deense Jacob Olesen is een hevige, bewogen speler. In een decor dat bestaat uit abstracte schilderingen, die iets verbeelden van planken die een kamp afschermen, leest hij het begin van Levi’s boek voor, hoe Levi op 13 december 1943 werd gearresteerd. Levi was lid van een partizanengroep Giustizia e Libertà (Recht en Vrijheid) en streed tegen de Italiaanse fascisten in de omgeving van zijn geboortestad, Turijn.

Olesen maakt zijn entree als een explosie: met luide stem (te luid misschien voor de beslotenheid van de Uilenburgersjoel) begint hij zijn relaas. Hij draagt een grijs jak. Met lichtstanden en snelle wisselingen van plaats op de speelvloer geeft hij met grote dynamiek vorm aan Levi’s taal. Als hij opeens Duitse bevelen schreeuwt, gaat er een schrikreactie door de toeschouwers.

De voorstelling ging in 2014 in première in het Theater Instituut in Warschau en toert sindsdien door de hele wereld. Olesen trad jarenlang in Italië op en speelt de voorstelling in het Italiaans. In 1981 richtte hij zijn eigen gezelschap op, in Perugia, Donati&Olesen. Een van de vaste regisseurs is Giovanni Calò, die ook verantwoordelijk is voor Primo. De glasheldere, boventitelde Nederlandse vertaling is van Frida De Mateis-Vogels. De keuze voor de Uilenburgersjoel als speelplek is betekenisvol: dit is een van de weinig overgebleven gebouwen uit de eens zo levendige Amsterdamse jodenbuurt. De dreiging van de Duitse aanwezigheid tijdens de Tweede Wereldoorlog is hier door deze voorstelling heel dichtbij aanwezig.

De ritmiek van Levi’s boek komt door de krachtige stijl van Olesen mooi tot zijn recht. De verschrikkingen in het kamp brengt hij, gedragen door de tekst, als bijna een surrealistisch verhaal. Bij deportatie konden de Italiaanse joden niet geloven dat er mensen zijn die hen zomaar slaan, schoppen, trappen. Maar het went. Dan komen ze in de vernietigingskampen aan, waar ze zich moeten ontkleden, schoenen uit moeten doen, alle persoonlijke bezittingen moeten afstaan. Ze worden geschoren. Stap na stap verliezen de gevangenen hun identiteit, met als tragisch dieptepunt het in hun onderarm gebrandmerkte registratienummer. Deze mensen hebben geen naam meer, maar een nummer. In de volkomen en angstaanjagende willekeur van wie wel en wie nog even niet vergast wordt, spelen deze nummers (hoge en lage nummers) een beslissende en bizarre rol.

Geleidelijk krijgt de titel steeds meer betekenis, en dat is indrukwekkend. De mens wordt ontdaan van alles dat hem tot mens maakt. ‘We moesten een taal vinden voor iets wat onvoorstelbaar is, de vernietiging van de mens’, zegt Olesen. Die taal heeft Levi gevonden, op papier gezet, en Olesen geeft daar theatraal vorm aan. Deze belangrijke voorstelling als opmaat naar Theater Na de Dam zou iedereen moeten zien. Het is een geëmotioneerde vorm van herdenken.