Vroeger en nu, de koloniale tijd en de postkoloniale tijd, Nederland en Indonesië: op vernuftige manier verbindt de uit Singapore afkomstige kunstenaar Choy Ka Fai uitersten met elkaar. De voorstelling Postcolonial Spirits in performance-festival Spring is een prachtig voorbeeld van hoe we óók met ons koloniale verleden kunnen omgaan. 

Corona leerde ook de kunstwereld virtueel overal tegelijk te zijn. Via een live-verbinding staat het podium van de Utrechtse Stadsschouwburg in verbinding met een studio in Surakarta (de aloude vorsten- en hofstad Solo op Java). De Nederlandse danser Vincent Riebeek en de Indonesische danser Andri Kurniawan brengen een dans uit Duizend en één nacht. Het is de dans van een tot slaaf gemaakte voor de koningin. Van Riebeek (als tot slaaf gemaakte) en Kurniawan voeren de dans tegelijkertijd uit met ruim tienduizend kilometer afstand. Hun optreden overbrugt uitersten.

De spirits (geesten) uit de koloniale en postkoloniale tijd komen in verschillende ‘gedaanten’ naar voren, om het zo te benoemen. De voorstelling opent met zwart-witbeelden uit 1937 van de traditionele Javaanse dans Dolalak, gefilmd en van uitleg voorzien door de beroemde Amerikaanse antropologe Margaret Mead (1901-1978). Dansers en danseressen geven zichzelf volkomen, ze raken in trance en zwiepen met het hoofd. Ernaast zien we beelden van de Dolalak nu, in kleur, uitgevoerd door jonge mensen. Er is bijna een eeuw tussentijd, maar de intensiteit van de dans is niet minder.

De voorstelling is een mozaïek van vormen. Regisseur Kai Fai geeft uitleg over de dans én de dansers, er is een interview met een Indonesische kenner van de dans, er is live-muziek op hedendaagse elektronische gamelan en Riebeek danst enkele gloedvolle soli uit de Dolalak met op filmbeelden de Dolalak-dansers nu in Indonesië.

Riebeek heeft via zijn familie diepe banden met Indonesië: zijn grootvader wilde beslist naar de toenmalige kolonie omdat hij daar een vrijere levensstijl verwachtte. Zijn moeder werd in 1952 op Sumatra geboren en zij moest het land, evenals tal van Nederlanders, op of voor 31 december 1957 verlaten. Riebeek memoreert ‘dat zij de pijn over dat afscheid nog steeds voelt’. Dat is herkenbaar, en zeer openhartig van Riebeek, want dit perspectief (nu heet dat het ‘witte perspectief’) is de laatste jaren zeer omstreden want het is niet gepast voor Nederlanders die in Indonesië leefden de pijn van het heimwee te voelen.

Riebeek laat intrigerende foto’s zien van Nederlanders op een van de vele feesten die er destijds waren, waarbij de koloniale Nederlanders met de Indonesiërs deelnamen aan de Dolalak. Nu is die vermengd met de popcultuur ofwel de dangdut. Aan het slot wordt het publiek uitgenodigd op de speelvloer die is getransformeerd tot dansvloer. Nu dansen wij de Dolalak, anno 2022.

Postcolonial Spirits is een belangwekkende voorstelling, door de veelheid aan stijlen en vormen. Live-dans naast dans via een live-verbinding, filmbeelden en foto’s van vroeger naast gesproken uitleg zowel van Indonesische als Nederlandse zijde. Het zijn geen botsende werelden, maar werelden die een intense samenhang tonen. Je kunt evenmin stellen dat de Indonesische zijde ‘onderbelicht’ is, zoals in de hedendaagse discussie alsmaar wordt beweerd. Het is een even gewaagde als interessante keuze van het Spring Festival deze voorstelling te tonen, met Vincent Riebeek en Andri Kurniawan als belangwekkende dansers én pleitbezorgers voor wederzijds begrip.

Foto: Dieter Hartwig