Een levend muurtje, opgebouwd uit gestapelde mensenlijven, midden op een leeg toneel, als voor een still of een groepsfoto. Wel een bizarre groepsfoto: ledematen lijken van eigenaar te zijn gewisseld, een hoofd staat ondersteboven op de planken.

Knip! zegt de fotograaf, en als bij toverslag verandert het hele tableau de la troupe van samenstelling, zonder zijn tweedimensionale vorm te verliezen. Knip! Nog een still, en nog een. Maar dan is het afgelopen met de rust op het toneel. Het muurtje spat uit elkaar, de lijven vliegen alle kanten uit, ieder pakt zijn eigen onderdelen mee en stort zich in een gewoel waarin rust en stilte nauwelijks nog enige kans krijgen. Het ‘muurtje’ is vervangen door een snelkookpan vol rennende, springende, klimmende, vallende, buitelende lichamen.

Zo begint de voorstelling Portraits door Corpo Máquina van choreograaf Guilherme Miotto. Wat volgt is een woeste show van ongeveer alle (dans)bewegingen die de menselijke anatomie toelaat. Dat gebeurt in een niet aflatende stroom van soli, duetten, trios, groepschoreografieën die soms heel even tot stilstand komen – bijvoorbeeld als alle dansers plotseling in één diagonale rij op het podium blijken te staan – om meteen daarna in schuim uiteen te spatten. De voorstelling eindigt abrupt: het licht gaat uit, dat is alles – niemand heeft het zien aankomen.

De cast bestaat uit vijf jonge, academisch opgeleide danseressen en drie mannen – ‘jongens van de straat’, volgens de flyer – zonder enige danservaring. (Eén van hen is freerunner.) In dit heterogene samenzijn wordt vrijwel uitsluitend lichaamstaal gesproken. En die liegt er niet om. Dans en acrobatiek gaan soepel in elkaar over. De danseressen herinneren in niets aan de vederlichte sylphiden uit de klassieke ballettraditie, eerder aan straatmeiden: ze staan (letterlijk) hun mannetje.

Niet voor niets produceert Miotto dans onder het motto Corpo Máquina. Het lichaam bepaalt in Portraits zowel het vocabulaire als de grammatica. Daarbij wordt het lijf op allerlei manieren op de proef gesteld, en dat gebeurt niet altijd even zachtzinnig. Er wordt met lichamen gesleept en gesmeten, ze worden ingezet als hoepels om doorheen te springen als een leeuw in een circus-act, ze rijden op ruggen en schouders, ze worden opgevouwen als een trui die in de klerenkast op de plank wordt gelegd. Er wordt gevochten en gevrijd. Eén danser laat zich in stelling brengen als stormram om een imaginaire poort open te beuken. Meer dan eens eindigt dans in regelrechte slapstick.

Geluid speelt in deze snelkookpan-heksenketel een tweederangsrol. Sporadisch wordt muziek ingezet, niet helemaal duidelijk waarom, maar verder komt het meeste geluid van de botsende, stampende, hijgende lichamen zelf – van de máquina.

Qua entertainment valt er aan Portraits veel te beleven. Je kunt huiswaarts keren met het gevoel een ‘ervaring’ rijker te zijn dankzij een avondvullende voorstelling die volgens de maker, danser-choreograaf Guilherme Miotto, ‘geen boodschap heeft’. Kun je die ervaring desondanks ‘duiden’? Ik laat het graag aan u over.