De Vlaamse choreograaf Benjamin Vandewalle is gefascineerd door het gegeven waarneming. In zijn laatste voorstelling gaat hij dan ook aan de haal met het lichaam, camera’s en projecties. Het onderzoek in Point of view is interessant, maar of het theater de beste plek is voor dit choreografische vormexperiment  is serieus de vraag.

Een danser beweegt, aan zijn borst hangt een langwerpig object met aan het einde enkele lampen en een camera, die door middel van een dwarse lat (een soort van stuur) wordt bediend door een tweede danser. De opening van Point of view is een duet – of is het een trio? – waarvan we vooral de bewegingen van de belichte danser zien, omdat deze worden vergroot op het achterscherm.

Draaiend om het lichaam volgt de camera de danser met gepaste afstand, in kikker- en vogelperspectief. Wat we op het scherm zien zijn beelden van een lichaam dat in de ruimte lijkt te zweven, enigszins duizelingwekkend is het wel. Een tweede danseres, zonder camera, verschijnt en creëert met haar beweging een nieuwe dimensie in de geprojecteerde beelden. Weer een andere dimensie ontstaat als een danser het witte licht van een rijdende projector over de beelden legt. Hoe het precies werkt is aan de experts, het licht creëert in elk geval een soort Droste-effect en afhankelijk van hoek en afstand ook een witte omlijsting om de beelden van de dansers.

In deel twee van Point of view zien we vervolgens een choreografie met vier dansers en een rechthoekig frame, dat door de ruimte gereden wordt. Als het openklapt vermeerdert het, net zoals de projectie van de camera vermeerderd kan worden. Het frame draait om de dansers, de dansers om en door het frame, wat we zien is een caleidoscopische show-off waarin beweging net als in het eerste deel weinig betekenis heeft en vooral ten dienste staat van het effect op het scherm.

VandeWalle, die samenwerkt met beeldend kunstenaar Erik de Vries, heeft een obsessie met ruimte, dat zagen we al eerder in de voorstelling Birdwatching, waarin hij de publiekstribune letterlijk rondreed in de zaal. In een andere versie van dit werk, Birdwatching 4×4, leidde hij het publiek in een mobiele observatiepost door een landschap van bewegende muren in de stad. Tijdens Point of view zit het publiek echter gewoon op de vaste tribune en aanschouwt het eigenlijk een making of; de realisatie van een dansfilm. Al verbreekt VandeWalle die  code ook, door zijn dansers in deel drie van Point of view achter het scherm te laten bewegen.

Al lijken hun hoofden rustig rechtop in het beeld te staan, dansende haarlokken en een onrustige achtergrond verraden de beweging. Het zijn opnames die ook gemaakt zouden kunnen zijn met een iPhone in een draaiende kermisattractie. In die zin doet de voorstelling soms wat al te heilig aan, ook vanwege de beladen muziekkeuzes overigens. Met de camera in de hand van hun gestrekte arm zet VandeWalle, die zelf meedanst, zijn twee danseressen dan nog eens in een duet voor het scherm. Het voegt weinig toe en maakt Point of view tot een langdradige exercitie. Een exercitie die in de vorm van een installatie wellicht beter tot zijn recht zou zijn gekomen.

De black box heeft zo zijn beperkingen, dat had VandeWalle na Birdwatching toch kunnen weten. Hij is overigens niet de enige die worstelt met dat gegeven. Het was ook te bespeuren bij Nothing for something van Avdal & Shinozaki, eerder te zien tijdens Something Raw deze week. Maatschappelijke en technische ontwikkelingen dwingen makers out of the box te denken, vraag is nu hoe het theaterbestel en de theaterhuizen mee  kunnen in die ontwikkeling.

Foto: Phile Deprez