Het is 1994. Directeur Rudi Fuchs van het Stedelijk Museum vraagt performancekunstenaar Moniek Toebosch een bijdrage te leveren aan zijn serie Couplet 3. Toebosch (1948-2012) gaat in het depot van het Stedelijk op zoek naar portretten en zelfportretten van bekende en vergeten schilders, van bekende en vergeten personen, veelal uit voorbije kunsthistorische stromingen. Uiteindelijk stelt ze een lijst samen van 45 schilderijen.   

Tussen 6 oktober tot en met 20 november van dat jaar toont het museum elke dag een ander portret, in een theatrale setting. Dat betekent: het werk wordt helder uitgelicht, het publiek kan ernaar kijken vanuit een schouwburgstoel. Aan de keerzijde van de wand liet Toebosch in een diavoorstelling honderd zelfportretten zien, tussen 1979 en 1994 gemaakt met een instant camera (Polaroid). Kop op Kop noemt ze de installatie met werk van schilders als August Allebé, Theo Molkenboer, Oskar Kokoschka, Arie Kater, Karel Appel, Leo Gestel, Charley Toorop, Kurt Schwitters, Jan van Herwijnen, Marc Chagall, Marlene Dumas en Co Westerik. Een indrukwekkende reeks die de kunstgeschiedenis vanaf eind negentiende eeuw tot eind twintigste eeuw beslaat. Bij elk portret schreef Toebosch een tekst, soms poëtisch en associatief, dan als een dialoog tussen schilder en geportretteerde, ook als kunsthistorische toelichting. Die teksten moest de museumbezoeker destijds voor zichzelf lezen.

Nu is het juni 2022. In het Torpedo Theater in Amsterdam, een pareltheater vlak aan de Nes, zijn curatoren Martha Jager en Isabelle Sully het project gestart Playbill (affiche), waarin zij experimentele teksten brengen in een theatrale entourage, vormgegeven door Maud Vervenne. Voor Playbill Act II kiezen ze voor een eenmalige herneming van Toebosch’ Kop op Kop bij wijze van hommage aan deze grote zang- en performancekunstenaar. In een fijne, ouderwetse diavoorstelling worden rechts op de wand de schilderijen geprojecteerd terwijl op het podium zelf, tussen toneelgordijnen, telkens een van de zelfportretten van Toebosch verschijnt. Ondertussen leest Adeline van Lier, programmamaker en presentator, de teksten voor.

Dit is beslist een schitterende ervaring. Toebosch’ teksten zijn scherp en dichterlijk, en hebben mede dankzij de knappe voordracht pointe en verhaallijn. De werken komen tot leven en ze krijgen diepte, betekenis, achtergrond en perspectief. Maar ook bijzondere anekdotes komen voorbij, zoals de hekelende woorden van dichter Willem Kloos over het portret dat Jan Veth maakte van dichter Albert Verwey in 1884. Kloos vond het niks, maar het was natuurlijk pure jaloezie. Of de vraag die Toebosch zich stelt bij het expressionisme van Kokoschka: ‘Hoe is hij hiertoe gekomen, de schilderkunst zo radicaal te veranderen?’ Mooi zijn de woorden gewijd aan het schilderij Meisje met klok en kers van Co Westerik, een subtiel portret van een meisje met rond gezicht en een ‘geheim in haar buik’. Of de uitbundig lachende man van Arie Kater.

Dan de zelfportretten van Toebosch zelf: elke keer kijkt ze je doordringend en bijna bedwelmend aan met haar donkere ogen, nu eens min of meer opgemaakt met lippenstift en make-up, dan weer ruw en ongestileerd. Het haar soms gekapt, dan wild. Nooit lachend, altijd ernstig. De reeks, die een periode van vijftien jaar beslaat, toont behalve de stralende, verwachtingsvolle jaren ook de naderende ouderdom. Een enkele keer is het portret welbewust vaag gehouden, als betraand, dan weer vitaal en uitdagend. Dit eerbetoon is meesterlijk, en het vraagt om herhaling. Alles komt erin samen: kunsthistorie, poëzie, het genre van het portret en de ontroerende fotoserie van Toebosch zelf in dialoog met de schilderijen.

Foto: Baha Görkem Yalim