Het is voor de musicalvoorstellingen van Efteling Theaterproducties inmiddels een beproefd concept: een deel van de cast wordt gespeeld door kinderen die eenmalig meedoen. In Pinokkio zijn dat er steeds maar liefst twintig. De dertiende sprookjesmusical van de Efteling speelde vanaf september 2015 in het park in Kaatsheuvel. Vanmiddag, ruim een jaar later dus, ging het dan ‘in première’; het komende half jaar gaat de voorstelling op tournee.

Het boek Pinokkio van de Italiaanse schrijver Carlo Collodi kwam uit in 1883. Het werd meteen een succes, en door de jaren heen werd het tal van malen bewerkt en verfilmd. Bekendste voorbeeld daarvan is ongetwijfeld de animatiefilm van Walt Dinsey uit 1940. Het verhaal speelt zich af in een Toscaans dorpje. Gepetto, een vriendelijke, maar eenzame schoenlapper snijdt een pop uit een stuk hout (Pinokkio betekent letterlijk: stuk pijnboom), die vervolgens tot leven komt. Maar in plaats van braaf naar school te gaan, laat Pinokkio zich aldoor verleiden door avontuur en spel.

Net als bij de versie van Disney destijds, is een en ander in deze musicalbewerking van Efteling Theaterproducties wat kindvriendelijker gemaakt: in Collodi’s oerversie wordt Pinokkio bijvoorbeeld uiteindelijk opgehangen. Allard Blom schreef het script en de liedjes, dat doe hij nu al een aantal jaren voor de sprookjesvoorstellingen van de Efteling. Hij opent met een hilarische scène met de fee, genaamd: Fay (Alexandra Alphenaar). Fay de Fee, dus – er zitten meer van dergelijke taalvondsten in die Bloms dialogen behoorlijk opleuken; de woordgrapjes rondom hout, planken en bomen zijn rijk vertegenwoordigd.

In deze enscenering hebben we te maken met een pas afgestudeerde fee, die op het punt staat haar eerste opdracht aan te nemen. Ze is dan ook behoorlijk nerveus en maakt nog veel fouten. Zo heeft ze regelmatig de neiging om in plaats van haar beoogde doel, een prei de wereld in te toveren.

Blom schreef een vlot script, en in regie van Jerry Rijstenbil levert dat een vrolijk-dynamische productie op. Lekker karikaturaal, met af en toe een mooi reliëfje aan diepgang. Zo weet Simon Zwiers als sympathieke Gepetto te ontroeren, als hij zingt over zijn verlangen vader te zijn. Joey Schalker speelt zowel Vos als Kat, de laatste als handpop. Hij maakt indruk met het technisch ingewikkelde duet tussen Vos en Kat, een duet met zichzelf dus, met sterke vocale schakels en hoge uithalen die hij subliem uitvoert.

Pinokkio wordt door een kind gespeeld; vijf jongens wisselen elkaar af voor de titelrol. Op de première in Rotterdam was dat Jannes Heuvelmans. Van achter de houten marionettenpop – die praktisch even groot is als hijzelf – bedient hij de pop behoorlijk knap. Hij speelt Pinokkio treffend: guitig en brutaal, en met bakken plezier dat hij uit de avonturen haalt.

Voor de scenografie van Maartje Reuven en de kostuums van Carla de Kroon geldt eigenlijk hetzelfde als voor het script. De vormgeving is, zoals je mag verwachten, sprookjesachtig maar functioneel. Voorzien van een aantal leuke vondsten in beeld (bijvoorbeeld de kostuums in het marionettentheater van Constanzo; of de doorzichtige haai), maar verder zonder uitschieters.

Deze musical focust zich voornamelijk op de plot, dat in rap tempo aan het publiek voorbijtrekt: vijf kwartier hebben ze ervoor nodig. Bij het interne verlangen dat zich in dit verhaal sterk manifesteert – Pinokkio’s wens om een echte jongen van vlees en bloed te zijn – wordt nauwelijks stilgestaan. Terwijl dat verlangen zo herkenbaar en relevant kan zijn voor het jonge publiek van deze voorstelling: de wens om ergens bij te horen, de angst om af te wijken. Nu zien we een vermakelijke, maar veilige musicalbewerking, geen productie die bewust de leefwereld van kinderen uitdaagt.