Een garage vol troep van jaren. Koffers, een paar oude schemerlampen, kruisbeeld, antieke koelkast. De Limburger Wiel probeert in die rotzooi dat iglotentje te vinden waarmee hij altijd naar Pinkpop gaat. Al sinds jaren, inmiddels is hij zestig. Het festival heeft zijn levensloop bepaald. Alleen dit jaar zal hij er niet komen. Dit jaar wordt alles anders.

Toneelgroep Maastricht haalt opnieuw voor een voorstelling inspiratie van dichtbij. Na De Advocaat over de Maastrichtse familie Moszkowicz brengt ze nu Pinkpop, een muzikaal liefdesverhaal. Het jaarlijkse popfestival dat al sinds 1970 wordt georganiseerd is inmiddels cultureel erfgoed. Van iedereen die er weleens rondliep, maar vooral van Limburg. ‘Vroeger hadden we Vastelaovond en Pinkpop, meer was er niet’, zo klinkt het in de voorstelling.

Frans Pollux en Jibbe Willems leverden een rijke, poëtische tekst. Daarin draait het om het klassieke verhaal van de twee jongens die strijden om de liefde van hetzelfde meisje, maar ook om het persoonlijke drama van een man die tekenen van dementie begint te vertonen. En ook om de muziek als drager van herinneringen. En om Limburg. Al die lijnen zijn ingenieus met elkaar verweven.

Eerst die jongens maar: Wiel (Huub Stapel) en Tjeu (Michel Sluysmans) zijn elkaars tegenpolen. De schuchtere Wiel die in de fabriek werkt en nog bij zijn moeder woont tegenover de branie Tjeu die ervan droomt zelf ooit als singer-songwriter op Pinkpop te staan. ‘Onder de tegels ligt het strand!’, roept hij uit. ‘Ja, en de riolering’, vult Wiel aan. Als er een nieuw meisje uit Amsterdam in de straat komt wonen, Lies (Suzan Seegers), willen ze haar allebei mee naar Pinkpop vragen. Ze stemt toe. Ze gaat met allebei, kiezen tussen de twee doet ze later. Wel twee keer.

De oude Wiel denkt gaande de voorstelling steeds meer dat hij zijn jonge ik is. De tijd flikt hem een kunstje en regisseur Servé Hermans en zijn mensen spelen ook met onze tijdsbeleving. Mooi is bijvoorbeeld hoe de regenbui op Pinkpop anno 1979 waarin Lies zich nat laat regenen, 38 jaar later het nadruppelend bluswater wordt, als Wiel met een gasbrandertje heeft lopen klooien en de garage bijna affikt.

De beelden op het podiumbrede scherm waarop we intussen de hele Pinkpopgeschiedenis voorbij hebben zien komen, inclusief Mick Jagger die in 1979 het podium niet eens haalde, hebben dan al lang plaats gemaakt voor de mistflarden in zijn hoofd. Huub Stapel schakelt moeiteloos tussen de verlegen jongen die het meisje van zijn dromen nauwelijks aan durft te kijken en de oude man die zijn plas laat lopen en de steeds grotere gaten in zijn brein probeert weg te lachen.

Henriëtte Tol geeft hem als de oudere Lies, zijn vrouw, mooi tegenspel. Ze is een actrice van het grote gebaar, ze schreeuwt haar wanhoop bijna uit, en dat werkt hier geweldig goed. De emoties die haar gezicht vertonen als ze beseft dat ze hem echt kwijt is, haar Wiel, zijn adembenemend. Het is één van de indringendste scènes van de voorstelling, terecht uitvergroot op het megascherm.

Michel Sluysmans is de vrolijke losbol die de lach aan zijn kont heeft, het mooiste meisje scoort. Ook de tragiek van Tjeu zet hij haarfijn neer. De voorstelling is sowieso uitstekend bezet. Ook Jack Poels van de band Rowwen Heze speelt een rolletje, als de vader van Wiel. Die overleefde de mijnen maar kwam om bij de Nafta-ramp bij DSM in 1975, Limburgs tragiek.

Verder is Poels vooral zichzelf, en zijn band ook. Wat een uitmuntend idee om juist deze Limburgse band voor de voorstelling te benaderen. Ze staan breed op het speelvlak opgesteld, als was het een popconcert. Nieuwe broze liedjes spelen ze maar ook ‘Blieve Loepe’ uit 1992, toen ze doorbraken op Pinkpop. Ze spelen mee met de beelden van toen. Pinkpop, een muzikaal liefdesverhaal is zo ook hún aha-erlebnis.

Diepe buiging voor Toneelgroep Maastricht. Pinkpop, een muzikaal liefdesverhaal is een ontroerende ode aan het popfestival, aan de tijd, aan Limburg en aan de liefde.

Foto: Ben van Duin