Begin vorig seizoen zette Esther de Koning schoorvoetend weer stappen op het podium. Het ging nog allemaal wat stroef, maar je voelde dat het elan van zes jaar geleden toch terug zou komen. Ondersteboven was de eerste in de reeks die ze zou maken over het personage Ping. Nu staat en zit en valt en huppelt en yogaat Ping de hele scène vol. Esther de Koning kan haar bijzonder levendige fantasie weer op de scène vertellen en verbeelden. Zonder attributen, alleen met haar eigen soepele lijf, haar grimassen en haar stem. Ze dompelt haar publiek weer volop onder in een heerlijke brok absurdistisch verteltheater.

Een tiental jaar geleden spetterde Esther de Koning in haar cabareteske stijl met menig fantastisch verhaal op de scène. Tragikomische theatervertellingen over meisjes op zoek naar de heldin in zichzelf in de strijd tegen monsters en ter redding van vrienden, familie of de mensheid. Ze won met haar stukken onder andere de 1000 WATT-prijs, de (Vlaamse) Vuurvliegprijs en de (Nederlandse) Zilveren Krekel.

Zes jaar geleden verdween ze uit het podiumzicht. Het was haar te veel geworden, de vele optredens, de schoolvoorstellingen (vaak twee per dag), het geknok voor subsidies in tijden van de zware bezuinigingen. Ze deed het wat rustiger aan, coachte jonge makers, maar het kriebelde zo erg dat ze verleden jaar op het Festival Jong! in Maastricht weer opdaagde. Ze maakt, knutselt en schrijft zo graag verhalen, en die wil ze ook op de scène brengen.

In Ondersteboven was Ping (zo genoemd naar het geluidje van de magnetron) de heldin die het mysterie oploste van de verdwenen gymjuf Debbie. Dat verhaal vat ze nog even samen in haar nieuwste deel, dat gewoon Ping heet. De juf had haar fluitje ingeslikt en was geplet tussen twee gymnastiekmatten. Dat kwam doordat er een alien was neergestort in de gymzaal. Ping bevrijdde de juf, en nu heeft ze eindelijk tijd om dat haar ouders te vertellen. Die reageren maar sloom, zoals altijd. Dat vindt Ping eigenlijk niet erg, het geeft haar de vrijheid en het genot om zichzelf op te voeden en alleen te doen waar ze zin in heeft.

Haar moeder wordt op een yogavakantie in Mexico verliefd op José, Ping blijft bij haar vader, een onhandige klusjesman die broedt op uitvindingen. En Ping helpt hem daar maar wat graag mee. Ze logeert bij haar grootouders aan de zee. Oma kan niet zwemmen. Ze is van de tijd van de oorlog, en toen waren er geen zwemleraren ter beschikking. Die streden aan het front of moesten de gewonden verzorgen. Dat is dus een van de vele, vele wendingen en zijtakken in het grote verhaal. Ping geraakt nog in Mexico op de bruiloft van haar moeder, haar vader blijft thuis op het eiland, belandt in louche zaakjes, stapt de zee in, verdwijnt. Is dat een cliffhanger? Dat is voor het volgende deel in de reeks. Daar kijken we nu al naar uit.

De Koning speelt het verhaal in haar eentje. Ze hangt in haar rode trainingsbroek en blauwgroen jasje over een leren fauteuil. De verveling druipt van haar af. Haar zelfmedelijden fantaseert ze geleidelijk aan om tot een boeiende rol als heldin in een superspannend verhaal. Al liggend, stretchend, zittend, staand en vallend speelt ze alle personages van moeder, vader, buurvrouw, opa en oma en José. Dat doet ze met stemveranderingen, mimiek, grimassen en dolle bekkentrekkerij. Een heel register trekt ze open, ook in lenigheid en (ballet)technieken. Heel flegmatiek, en associatief soepel is ze in woord en lijf.

Onder de leuke verwoordingen, de haast onnavolgbare associatieve sprongetjes in de verhaallijnen, de rake commentaren, de zelfrelativeringen en het knotsgekke spel schuilt een tragiek van eenzaamheid en zich niet begrepen voelen. Ze is blij met haar fantasie, maar lijdt ook onder dat smachtend zoeken naar een eigen plek in een eigen wereld. Die fantasierijke gelaagdheid in verhaal en spel maken deze Ping zo boeiend aandoenlijk. Regisseur Joost Horward heeft ervoor gezorgd dat er niet wordt geschmierd en dat er geen scènes worden uitgemolken.

In dit stuk speelt De Koning niet met objecten. Er staat wel een gereedschapskist open en er liggen wat rolletjes plakband. Slechts in een paar taferelen haalt ze er een flesje lijm, een rolletje tape en een strook hansaplast bij. Voor de rest doet ze alles alleen met haar lijf en stem. Een streepje muziek, een ping of ander geluidje, wat brobbelklanken, maar heel beperkt, complementeren de sfeer. In een hoog tempo switcht ze van de ene zijtak in haar verhaal naar de andere, van de ene stemming naar de andere, van het ene personage naar het andere. Tot eigen verbazing, maar ook met een verveelde zucht. De Koning blijft na zoveel jaren nog altijd dat lekker drukdoend spichtig meisje. Ouders die ADHD-kinderen hebben zullen opgelucht ademen bij het zien van haar spel.

De Koning is heerlijk rad van tong, als een elastiek beweegt ze zich met en zonder woorden in, op en voor haar fauteuil. Je bent heel snel mee in haar snelheid en taalkronkels. Dat alles doet ze nu ook in het Engels. De Engelse versie heb ik op het internationale kinder- en jeugdtheaterfestival Krokusfestival (Hasselt, België) meegemaakt, samen met een heel legertje programmatoren uit vele landen. Het kan niet anders dat er komende jaren internationaal zal worden getoerd. Leve De Koning!