De geometrische figuren van de moderne schilders van het begin van de twintigste eeuw toepassen in een peutervoorstelling is een even origineel als amusant uitgangspunt. De hele voorstelling lang blijven de peuters gefascineerd kijken naar de rode rondjes, de gele driehoeken en de oranje balken. Uiteindelijk vormen die een compositie van een schilderij à la Wassily Kandinsky.

Dat doen die geometrische vormen niet uit zichzelf. Suzanne Bakker en Rianne Meboer, verantwoordelijk voor het idee en de uitvoering, beginnen met een erg leuke scène waarin ze twee museumbezoekers spelen die zich laven aan, en verbazen over moderne kunst. Erg leuk voor de ouders, maar ze doen het zo lekker over de top dat het ook leuk voor de kinderen is. Hierna halen ze de geometrische vormen een voor een uit een zwarte kist. Ze gaan met ze aan de haal, geven ze een eigen geluidje, en zetten ze uiteindelijk allemaal in een compositie. In de verder geheel donkere zaal dansen en vliegen de felgekleurde en goed uitgelichte figuren in het rond. Ook dit gebeurt niet zonder humor en met veel oogcontact met de kinderen in de zaal. Ik weet niet of de kinderen dit ook vonden, maar de figuren krijgen nét geen eigen leven. En dat is jammer. De vrouwen erachter lieten zich niet wegdenken.

Theater maken voor kleine kinderen is moeilijk. Het gaat hier om kinderen vanaf twee jaar, de leeftijd waarop ze beginnen met lopen en praten. Vroeger, lang voor de Teletubbies, was er op de Belgische televisie al het kleinekinderenprogramma Tik Tak. Het geluid van een metronoom (‘tik tak’) was de begintune. Eenvoudige figuren (een poppetje, een contour van een vogel, een bolletje) bewogen dan op het scherm en maakten daar avonturen mee: ze botsen tegen elkaar, zaten elkaar achterna, maakten een dansje. Met als tekst alleen kreetjes en woordjes die nog eenvoudiger waren dan het ‘Asjemenou’ van Loeki de Leeuw. Het was het enige programma waar je een peuter in de jaren tachtig naar kon laten kijken. En dat hij ook leuk vond. Bakker en Meboer hebben zich door Tik Tak én door Wassily Kandinsky laten inspireren.

Het gebruikmaken van de vormentaal van de begin-twintigste-eeuwse structuralistische en abstract schilderende kunstenaar voor een jeugdvoorstelling is op het eerste gezicht natuurlijk bizar. Kwamen die schilders na jarenlang proberen, durven en afzien uit bij primaire vormen en kleuren, voor kinderen is dit juist het eerste ABC van vormentaal. Maar op de een of andere manier lijkt deze route toch sympathieker dan bijvoorbeeld het uitroepen van nijntje tot beeldende kunst zoals het Centraal Museum in Utrecht dat lijkt te proberen. Of het uitvergroten van een tuinkabouter om die midden in Rotterdam te zetten.

Foto: Moon Saris