Afrovibes, het festival dat met de veertiende editie (sinds 1999) opnieuw opkomend en gevestigd Afrikaans talent naar Nederland haalt, opende gisteren met een aantal teasers en twee voorstellingen, die jammergenoeg tegelijkertijd werden geprogrammeerd. Zo kon het dat ik met een zeer bescheiden aantal voornamelijk oudere en witte toeschouwers naar de hardcore performance Pig Headed van Gavin Krastin zat te kijken, terwijl het leeuwendeel van het publiek, jong en gekleurd, bij Jonga 2.0 zat van Dox en Jazzart Dance Theatre uit Kaapstad. Heel begrijpelijk allemaal die voorkeuren, maar wel jammer dat ook binnen het festival culturele scheidslijnen nog eens bevestigd worden.

De Zuid-Afrikaan Gavin Krastin gaat subtiel te werk, ondanks het feit dat Pig Headed een snoeiharde performance is. Hij begint als een aanlokkelijke jongeling, met glinsterende ogen onder betoverende wimpers, die in zijn lelieblanke bijna blootje lankmoedig staat te wachten tot alle toeschouwers één voor één de zaal zijn binnengedruppeld. Maar wanneer uit de Zuid-Afrikaanse vlag een vlezige varkenskop rolt, en Krastin met dit aan Lord of the Flies ontleende beest een glaasje rode bubbels drinkt ter viering van de Zuid-Afrikaanse grondwet en het in 1995 opgestelde Freedom Charter, zet Krastin koers richting hel.

Na zijn glas in één teug leeg gedronken te hebben, begint Krastin te lezen. De formele teksten formuleren niet alleen de rechten voor iedere Zuid-Afrikaan op het gebied van scholing, zorg, zelf-organisatie, expressie en wat dies meer zij, maar stellen ook onomwonden dat de raciale segregatie van de Apartheid tot het verleden zal behoren. Steeds wanneer Krastin begint met het voorlezen van een volgend recht, en er zo niet alleen een nieuwe vrijheid maar ook een nieuwe bescherming wordt benoemd, klemt hij eerst een wasknijper in zijn mond, rond zijn boven- of onderlip. Het bemoeilijkt zijn spreken. Het doet pijn, weet je, terwijl je zit te kijken. Maar Krastin houdt rustig vol, alsof er niets aan de hand is.

Veertig minuten lang klinken de teksten over vrijheden, rechten en bescherming. Steeds moeilijker spreekt Krastin, steeds verder raakt niet alleen zijn gezicht, maar ook de tekst vervormd. De optimistische helderheid van de wet- en charterteksten wordt vermorzeld door het steeds heftiger wordende gestuntel met een mond die in het spreken wordt belet. In de toenemende pijn, soms kan ik alleen door mijn handen naar het schouwspel gluren, vraag ik mij als toeschouwer af welke realiteit om dit soort handelingen vraagt, welk lijden dit soort contra-lijden vergt.

Nergens doet Krastin een poging om het lijden te dramatiseren. Juist de controle waarmee hij zijn werk uitvoert – de ingehouden lankmoedigheid waarmee hij Pig Headed begint verdwijnt nooit – geeft zijn zelf gekozen lijden een enorme kracht. De teksten van het ‘Freedom Charter’ krijgen er gewicht door. Ze zijn niet slechts de formele kaders van modern burgerschap, ze worden weer de waarden waarvoor mensen bereid waren te vechten en te sterven.

Pig Headed lijkt een offer voor Zuid-Afrika dat, na decennia van tomeloos racistisch overheidsgeweld en na decennia van ANC-regeringen, nog steeds veel moeite heeft een rechtvaardige maatschappij op te bouwen. Een bittere pil, een glas dat tot het einde toe leeg gedronken zal moeten worden.

Foto: Sarah Schafer