Kleren beschermen je tegen de grillen van het weer, kleren kunnen een ander mens van je maken, kleren kleuren je uiterlijk. Kleren zijn nuttig, de mens die de kleren maakt dus ook. Veel draait in dit stuk rond de kleermaker. Hij wil voor iedereen goed doen. Soms wordt het hem echt te veel, maar dan zorgt zijn goedheid dat anderen voor hem goed zijn.

Het nieuwe stuk van Studio Orka beleefde vlak voor de coronacrisis zijn première, lag anderhalf jaar stil en beleeft nu zijn toernee. Studio Orka speelt altijd op locatie. Deze keer zitten we op een tribune in een bouwsel met zicht op een confectie-atelier. De hele achterkant van de scène is een groot raam, waardoor het contact met de buiten-realiteit behouden blijft. En waar tussen het gewone straatleven menig scène zich afspeelt.

De deuren tussen de werkplaats en een plein – in ons geval in Genk – klemmen nogal eens. Zoals het ook stroef gaat tussen de personages. Ze zitten in de knoop met zichzelf. De een probeert de ander in de plooi te krijgen, maar dat lukt vaak niet. Wilfried is de eigenaar van het retouche-atelier, hij staat er na het overlijden van zijn vrouw alleen voor om zijn dochter op te voeden. Zij ligt met anorexia in het ziekenhuis, hij zoekt toenadering, wil contact met haar krijgen, maar dat lukt voor geen meter. Hij voelt zich schuldig. Hij vangt zo goed als het kan twee zonderlingen op, hij aanvaardt elke herstelopdracht, ook al zit hij krap in de tijd. Steven Beersmans vertolkt die rol schitterend.

Titus De Voogdt speelt even grandioos het hulpje Dieter, een zenuwlijer die zijn ‘karma’ onder controle wil houden, tevergeefs. Hij wil zijn leven filmen, en ook dat van Wilfried, hij heeft constant zijn camera aanstaan voor een documentaire over zijn leefwereld. Samantha (een flamboyante rol van Greet Jacobs) is een vrouw die heel veel wil, maar bij de minste tegenslag afhaakt. Alle drie vergroten de spelers hun personages uit, maar maken er geen typetjes van, ze blijven geloofwaardig. Alle drie vertolken ze personages met een hoekje af, zoals dat in Vlaanderen heet, en dat beroert. Vaak moet je lachen om hun gedrag, en even vaak ontroeren ze je.

Brando de straatmuzikant (Ephraim Cielen) zorgt voor de gepaste muzikale entourage en mag ook eens lekker uit de bol gaan als hij Elvis imiteert. En dan is er Amy, een klant, gespeeld door Naomi van der Horst, die met haar ‘Hollands’ accent buiten de toon valt tussen de anderen met hun ‘plat’ Vlaamse, vaak Gentse tongval. Zij is de rust zelve, zit er maar wat bij als de andere drie tegen elkaar razen. Zij creëert – zo vertelt ze vol trots – voor zichzelf een parallel universum, Mordia, waarin ze regelmatig vlucht met andere kleding, en zij denkt dat een superheldenpak Wilfried zou kunnen helpen bij de tijdelijke ontsnapping uit diens leefwereld.

Ook nu is de scenografie een belangrijke speler. Martine Decroos en Philippe Van de Velde hebben weer voor een speelplek en decor gezorgd waarmee en waarin veel gebeurt. Vaak hilarisch, maar ook subtiel. Het duurde (bij mij toch) een tijdje voor ik door had hoe een personage plots kon verdwijnen om even later weer even plots op een andere plaats op te duiken. Binnen en buiten zijn verrassend op elkaar zijn afgestemd. Wilfried roept vanuit binnen Brando tot de orde als die buiten te luid bezig is. Buiten rijden ze met een autootje, botsen tegen een Dixie-toilet, rennen achter elkaar aan, maken ze ruzie, …… Sommige voorbijgangers zie je opkijken als er buiten zich iets voordoet, en toevallig (?) passeert er langzaam een politiecombi als er binnen door de personages verteld wordt over een verkeersongeluk met een voetganger vlakbij.

Studio Orka balanceert graag op de grens tussen echt en niet echt, tussen realiteit en theatrale realiteit, tussen theatrale realiteit en fictie. Deze keer is het ook een thema. Het personage Amy zet aan om – al was het maar voor even – in een andere realiteit te duikelen. Dieter en Wilfried communiceren soms ook als in een rollenspel als zoon en moeder. In een parallelle wereld stappen is natuurlijk nep, maar kan wel bevrijdend werken. Even ertussenuit zijn, even iets anders, zoals het spetterende, aanstekelijke spelplezier het publiek in een andere wereld verplaatst en laat meegaan in het verhaal en de personages.

Zoals we van Studio Orka gewoon zijn, zijn er de vele pittige en smeuïge dialogen vol grapjes, quotes, spitsvondige metaforen en uitspraken over de wereld, de mensen, de maatschappij. Over hoe je je van binnen kunt voelen, en hoe je dat aan de buitenkant kunt zien. Kun je dat uiterlijk oplappen? Verander je dan ook van binnen? Zoals de stoffen patronen in het dambord/hanenpotenmotief – het pied de poule in modetermen – in elkaar schuiven, zo schuiven hier het binnen en buiten als spellocatie in elkaar over en gebeurt dat ook in het innerlijke en het uiterlijke van de karakters.

Studio Orka weet als geen ander humor en diepmenselijke tragiek en existentiële kwetsbaarheid te harmoniseren. Tranen van het lachen gaan over in tranen van ontroering en andersom. We zullen Studio Orka gaan missen. Vormgevers Martine Decroos en Philippe Van de Velde die Studio Orka in 2004 oprichtten beëindigen hun samenwerking en gaan elk hun eigen weg. Ze vragen geen subsidies meer aan, die zijn toch steeds te weinig, ze stoppen er in 2023 mee: ‘De besparingen, de onmogelijkheid om als internationaal gevierd jeugdtheatergezelschap rond te komen, de precaire omstandigheden … het energiepeil van de hele ploeg ging meermaals in het rood’, schrijft het gezelschap. Jammer, doodjammer. Maar te begrijpen. De vraag is ook of je dat peil van na al die jaren topproducties kunt blijven behouden, jaar na jaar. 2022 wordt een afscheidsjaar, waarin ze een aantal successtukken, zoals Inuk, Warmoes, Chasse patate zullen hernemen. Pied de Poule mag er voor mij ook bij, zoals ook hun eerste theatervoorstelling Lava uit 2006. Eigenlijk al hun producties. Studio Orka zal in ieder geval als een ijkpunt voor het betere jeugdtheater blijven gelden.

Foto: Phile Deprez