De vijf vleugels en elf piano’s hebben stemmen, eigen stemmen. Ze spreken de oude pianostemmer Jacobus Kromm toe, veelal bestraffend. Hoe is hij aan zo’n rijke collectie gekomen? De theaterhit Pianostemmen, die deze zomer in een bos op Oerol op Terschelling te zien was, wordt na Breda en Deventer hernomen in Amsterdam, op locatie van Museum ’t Kromhout. 

Pianostemmer en pianostemmen: dat zorgt voor korte verwarring. ‘Pianostemmen’ betekent  vooral ‘de stemmen van de piano’s en vleugels’. De Bösendorfer, Erard, Blüthner en Bechstein die op het podium staan, te midden van scheepsmotoren, zijn als personages en zo spreken ze elkaar ook aan: ‘Hé Bös, hé Bech.’  Tussen de muziekinstrumenten scharrelt de oude Kromm rond, in grijze stofjas. Hij koestert de instrumenten, speelt erop, poetst ze. Maar de herkomst ervan is dubieus: ze zijn bij hem terechtgekomen als roofkunst, gestolen in de oorlog nadat de Joodse bewoners werden weggevoerd, ‘verdwenen’ heet dat eufemistisch. Hij heeft ze voor weinig geld gekocht of op duistere wijze verkregen. Ze zijn getuigen van een verzwegen misdaad.

Het idee van regisseur Klemens Patijn van Tg Goed Gezelschap, eindregisseur Ria Marks, schrijver Wessel de Vries en componist Wiebe Gotink is zonder meer briljant: roofkunst is nog steeds actueel maar de verbinding met live uitgevoerde muziek geeft extra tragiek. We zien bijvoorbeeld het Joodse meisje Emmy Sternheim (Emma van Muiswinkel) dat geniet van haar pianolessen. Dat is van voor  de oorlog. Ze vlucht naar Canada en komt na de oorlog terug om de Erard-vleugel van haar ouders op te halen. Maar Kromm verzoekt haar weg te gaan. Hij wil niet met vroeger geconfronteerd worden. In een dubbelrol speelt Van Muiswinkel ook een buurvrouw die samen met haar buurman het huis van gedeporteerde Joodse inwoners leeghaalt: gouden horloges, klok, schilderij. Het kan geld opleveren om de oorlog door te komen. Zo begint een kleine misdaad die al snel tot medeplichtigheid en onrecht leidt. De mooiste zin uit de voorstelling is deze: ‘Sommige mensen danken hun goede geweten aan een slecht geheugen.’

De hoofdrol van Kromm wordt beurtelings vertolkt door Jaap Dieleman en Geert Bremer, beiden behalve acteur uitstekende conservatoriumpianisten. Zoals de eerste maten van het vierde pianoconert van Beethoven werden gespeeld, is weergaloos. Ook Bach klinkt, Chopin (een prelude) en Schumanns Kinderszenen. En eigen composities van Gotink. Het contrast tussen de muzikale schoonheid, liefde voor de piano’s en gruwelijke  gebeurtenissen krijgt een dramatische climax in de smoezelige rol van verhuizer Abraham Puls (Joost Claes) als schattenjager. Kromm en Puls beklinken hun dubieuze deal met een dansje. En mocht Kromm horen dat ergens mensen verstopt zitten, dan moet hij dat vooral doorgeven. Verrader Puls int er een vette premie voor. Deze Puls heeft daadwerkelijk bestaan: hij was lid van de NSB en haalde in opdracht van de bezetter de huizen leeg om de kostbare goederen – waaronder de vleugels en piano’s – naar Duitsland te transporteren.

Joost Claes vertolkt deze rol in een giftige mengeling van wellust en hebzucht, gebracht met onvervalst Amsterdams accent. Hij laat zien hoe egoïsme, verraad en inhaligheid tijdens de oorlog hoogtij vierden. Maar hij sleurt ook de pianostemmer mee in zijn zwarte praktijken. Puls zelf, hoewel na de oorlog gestraft, heeft nergens last van. Maar Kromm wel: hij sluit de winkel, slaapt op een matras tussen de instrumenten en probeert de spoken van het verleden te sussen met muziek, met Bach die hij aan het slot doorleefd speelt. Mooi detail is dat de piano’s soms welbewust vals klinken, alsof zij met hun dissonante stemmen verzet aantekenen tegen de oorlogsroof. De sprekende piano-acteurs zijn gekleed in jacket met strak achterover gekamd haar, stijl jaren dertig.

Terecht is deze belangwekkende voorstelling een groot succes en is Museum ’t Kromhout een fraaie locatie, maar die heeft wel een nadeel: de muziek klinkt goed maar voor de acteursstemmen is de akoestiek verre van ideaal, zeker als de spelers in hoog tempo spreken en er ook nog pianomuziek tussendoor klinkt. Al legt Claes alle verve in zijn rol van Puls, hij is ternauwernood te verstaan. Ook is de opbouw in het begin te gejaagd en zijn de verschillende perspectieven nog zonder duidelijke contour. Meer rust in het spel had Pianostemmen goed gedaan, zoals in de prachtige slotmonoloog van Van Muiswinkel, waarin ze zegt dat overal waar ze komt, zij gestolen goed ziet. Zelfs haar leven voelt aan alsof het gestolen is.

 

Foto: Jan Amse