Oorspronkelijk zou Patroon een antwoord zijn op Brief aan vader (1924) van Franz Kafka. Erik Bindervoet wilde een monoloog schrijven die vertrok vanuit het perspectief van de vader. Maar als Patroon één ding laat zien, dan is het dat het onderscheid tussen het perspectief van vader en zoon lang zo evident niet is. Een vaderafrekening is net zo goed een zelfafrekening. En hetzelfde geldt voor toenaderen.

Patroon is een toneeltekst van (vader) Erik Bindervoet, gespeeld door (zoon) Ludwig Bindervoet. Plaats van handeling: een droomachtig, veranderlijk en grillig gedeeld geheugen, waarin flarden van de ene herinnering aan de haal kunnen gaan met fragmenten van een andere herinnering. Kortom: een gevaarlijke, want onbedwingbare plek om een complexe relatie te onderzoeken.

In regie van Naomi Velissariou is Patroon een spannende, meerduidige dwaaltocht, een associatieve – of misschien beter: chaotische – exploratie naar de relatie tussen een ‘eeuwig afwezige vader’ en een ‘eeuwig rondzwervende zoon’. Die vader verschool en verschuilt zich achter een bastion van taal. Zijn probleem, aldus de zoon, is niet ‘zijn of niet zijn’, nee: ‘er zijn of niet zijn, dát is de vraag’. ‘Door mij heb je leren huilen’, zegt de vader tegen zijn zoon en voegt eraan toe dat die precies daar nu als kunstenaar gretig op teert.

‘Meerstemmig’ is Patroon volgens de inleidende tekst, maar schijn bedriegt misschien: het perspectief schiet weliswaar voortdurend van vader naar zoon, maar toont daarmee juist dat beide perspectieven inherent aan elkaar zijn: een vader bestaat uit zichzelf en zijn zoon, zoals een zoon uit zichzelf en zijn vader bestaat. ‘Wie is er eigenlijk aan het woord?’ vraagt het personage zich(zelf) op een gegeven moment af. ‘Jij of ik?’

Het personage deelt zijn herinneringen op in kleuren; sommige zijn groen, andere blauw. Zoals de felgekleurde verf waarmee hij gedurende deze doordeinende woordenstroom de grond onder zijn voeten besmeurt, waarmee hij tekeningen maakt – twee poppetjes onder een lachende zon, later verzwolgen door een enorme walvis – maar die uiteindelijk met een veeg opgaan in een gladde, gevaarlijke massa. Je glibbert eroverheen zonder goed bij te kunnen sturen of af te kunnen remmen. Dát zijn herinneringen: veranderlijk, ontembaar en dus niet te vertrouwen. Zoals kleuren in deze voorstelling evengoed bedrieglijk blijken: je hoeft er maar een ander licht op te zetten en ze zijn veranderd.

Die relatie tussen vader en zoon wordt bovendien theatraal gemaakt door de verhouding tussen tekst en performer, tussen woord en gestalte. Erik Bindervoet schreef geen hapklare monoloog, maar een worstelende toneeltekst waarmee hij zijn zoon uitdaagt en in moeilijke bochten forceert. De vader in dit stuk noemt zijn zoon een schoft, smiecht en ploert – maar het feit dat het de zoon is die die woorden uitspreekt, levert een vervreemdende verdubbeling op.

Ludwig Bindervoet geeft vervolgens met alert en meeslepend spel commentaar op die tekst (en daarmee op zijn vader, en daarmee op zichzelf) – soms expliciet afkeurend, maar soms lijkt hij er ook een haast verslavend plezier of fanatisme in te ontdekken. Hij zet zich af tegen de tekst, bevraagt zijn vaders vocabulaire. Hij brengt haperingen aan waar ze niet lijken te horen, schrikt soms van zijn eigen woorden. Op die manier biedt hij spannend tegenwicht aan het weerbarstige materiaal van zijn vader, zoals hij zich ook laat ontregelen door de soms misschien onnadrukkelijke, maar altijd aanwezige soundscape van Jimi Zoet of de abrupte lichtwissels (lichtontwerp: Rob Daanen).

Patroon is duister en vol wrange liefde, haat en (zelf)verwijt. Het is een gewelddadige, liefdevolle afrekening met zowel de vader als met de zoon, en een voortdurende realisatie dat helemaal afrekenen met elkaar onmogelijk is. De verwevenheid is te groot, de onderlinge patronen zijn onweerlegbaar.

Foto: Julian Maiwald