Paco Peña werd geboren in 1942. Franco zat toen stevig in het zadel, gesteund door zijn nazivrienden. Vijf jaar eerder had hij Guernica laten platbombarderen, in 1936 hadden zijn fascistische soldaten Federico García Lorca geëxecuteerd. Beide feiten spelen een rol in de nieuwe voorstelling van de flamencolegende.

Het is even schrikken: na vijfentwintig minuten is het al pauze. Paco Peña heeft dan drie nummers gespeeld: een solo, een nummer met danseres Mayte Bajo en een stuk met Angel Muñoz. Prachtige stukken, de vijfenzeventigjarige Peña is een grootmeester van de flamencogitaar en dat hoor je nog steeds, maar we zijn nog geen half uur onderweg. Het gaat toch wel goed met hem? Wat betekent dit voor de rest van de voorstelling?

Gelukkig komt het goed. Na de pauze verschijnt de tekst ‘Patrias’, de naam van het programma waarvoor we gekomen zijn. Het is lichtelijk geënsceneerd: negen stoeltjes lijken een soort café te schetsen waarin de mensen de gebeurtenissen in de burgeroorlog (1936-1939) volgen. Overgeleverde scènes worden op het achterdoek geprojecteerd. Er wordt gesuggereerd dat flamenco in die tijd een verboden kunst was: spontaan in dans uitbarstende bezoekers worden meteen afgeremd.

Op de stoeltjes zitten drie gitaristen (Paco Arriaga, Rafael Montilla en de meester zelve), de zangers José Angel Carmona en Mari Angeles Martínez, de twee dansers, percussionist Nacho López en verteller Rio Muten. Carmona is uitstekend op dreef, Martínez blijft daar vooral in het begin bij achter, maar wint geleidelijk aan zeggingskracht.

Aan de kwaliteit van het gezelschap ligt het niet, maar het verhaal van de voorstelling had handiger verteld kunnen worden en veel meer impact kunnen hebben. Het is nu versnipperd tussen aandacht voor García Lorca, met een minimale indruk van zijn poëzie en verontwaardiging over zijn dood, andere gebeurtenissen uit de burgeroorlog en de mensen in het cafeetje. Het is moeilijk om bij het Spaanse geweld niet even aan Catalonië te denken. En uiteraard wordt er gespeeld en gedanst – hoe en of dat precies past in het verhaal, blijft vaag.

Op het achterdoek worden scènes uit de oorlog geprojecteerd, vaak in lussen. Daarbij is gekozen voor een vormgeving die personen vaak reduceert tot silhouetten met witte lijntjes eromheen. Slordig beeld.

De verhaallijnen lopen door elkaar en worden onvoldoende uitgewerkt. Bij de lijst van medewerkers is geen regisseur genoemd, misschien komt het daardoor. Het publiek wordt niet geholpen door Nederlandse boventitels. Rio Muten vertelt en draagt een enkel gedicht voor, en geeft soms een moeilijk verstaanbare Engelse vertaling. Lorca verdient beter. Gelukkig is er voor andere passages een goed te begrijpen voice over.

Intussen is het natuurlijk een groot genoegen om Paco Peña (en zijn artistieke vrienden) aan het werk te zien, ook al blijven zijn soli na de pauze beperkt. Vergelijk het maar met zijn generatiegenoten The Rolling Stones, die twee dagen eerder in Amsterdam optraden: later kun je vertellen dat je erbij geweest bent.

Foto: Andy Philipson en Pako Mera