Na de oorlog leerde Scapino Nederland weer van dans te houden. Scapino Ballet Rotterdam bestaat zeventig jaar en viert dat met onder meer de première van Pas de deux in het Holland Dance Festival. De muziek van Michiel Borstlap staat centraal, de wit geschminkte gezichten zijn een révérence naar het verleden, toen de witte clown bij elke voorstelling opdook.

Toen Michiel Borstlap in 1992 het conservatorium cum laude achter zich liet, had hij een stralende toekomst voor zich. Hij won het Europe Jazz Contest en toen de Thelonious Monk Award en werd zo oneerbiedig gezegd Europees en wereldkampioen in de jazz. Hij maakte platen met zijn eigen trio, kreeg een contract bij Verve en werkte samen met grootheden als Herbie Hancock, George Duke en Pat Metheny, maar ook met klassieke koninginnen als Janine Jansen en Lavinia Meijer. Als componist hield hij zich staande in een rampenproject: onder hoge tijdsdruk schreef hij op bestelling een opera voor de emir van Qatar.

De laatste jaren legt Borstlap zich toe op subtiele, verstilde solo-optredens. In de jazz bestaat die richting al ongeveer even lang als Scapino, met mensen als Lennie Tristano, Paul Bley en Keith Jarrett. In Nederland voorziet Reinbert de Leeuw met zijn mooi langzame Satie-uitvoeringen sinds de jaren zeventig in de behoefte aan sferische pianoklanken. Nu is Ludovico Einaudi heel populair in het sologenre; bij zijn muziek horen foto’s met ochtendmist boven het meer en bomen in silhouet langs de oever. En Yann Tiersen, naar wie Borstlap verwijst met zijn titel Destin fabuleux; Tiersen schreef de filmmuziek voor Le fabuleux destin d’Amélie Poulain.

Dit lijkt misschien een raar begin voor een dansrecensie, maar de muziek van Michiel Borstlap is bepalend voor Scapino’s nieuwste productie. Choreograaf Ed Wubbe nodigde Borstlap uit voor deze samenwerking en noemt zijn muziek de motor van zijn choreografie.

De eerste pianoklanken lijken de dansers, allemaal in smetteloos wit, wakker te maken. Ze schrijden aan het begin van de voorstelling in grote rust over de galerijen van de grote hal van het al net zo witte Haagse stadhuis, dalen een trap af, komen aan op de dansvloer en stellen zich op in een tableau. Iedereen kijkt langs elkaar heen. Dan trekken ze elkaars schoenen uit en kan de dans beginnen.

Een andere motor is historisch besef. Scapino begon in 1945 als een jeugddansgezelschap, met de witte clown uit de commedia dell’arte als verteller. In de jaren zeventig ging de groep zich steeds meer richten op een volwassen publiek. Ed Wubbe verplaatste de groep, die Scapino Ballet Rotterdam ging heten, en ging verrassende samenwerkingen aan, bijvoorbeeld met John Cale (ex-Velvet Underground). En dit jaar dus met Michiel Borstlap en later met De Nits.

In Pas de deux (de titel dekt de lading maar gedeeltelijk) hebben de elf dansers wit geschminkte gezichten, net zoals de naamgever van het gezelschap, die in de eerste decennia bij Scapinovoorstellingen als verteller optrad. Wubbe geeft niet alleen het uiterlijk, maar ook de bewegingen van de dansers een tik van de commedia dell’arte mee: die zijn regelmatig clownesk. Mensen ontmoeten elkaar of lopen elkaar tegen het lijf, tasten elkaar af, soms vol verbazing, of proberen elkaar te corrigeren in slapstickachtige ruzietjes. Soms gedragen ze zich als slappe poppen. Maar vaker gaan de dansers mee in de ernst van het pianospel, dat elf etages hoog door de hal klinkt. Uiteindelijk staan ze weer in een groep los van elkaar te zijn. Kunst is een toevallige ontmoeting.

Pas de deux is een esthetische, verantwoorde, sfeervolle voorstelling. Borstlaps muziek vraagt daar ook om. Zijn stukken graven dieper dan die van Einaudi, hij speelt ze met veel gevoel, al spint hij ze soms wel erg lang uit. Voeg daarbij de imposante locatie, het ruimtegebruik en de uitstekende dansers, en je hebt een voorstelling die er prachtig uitziet. Daarin schrijdt een tijdje een dame met een hakmes over de speelvloer – waarom is me niet duidelijk, niemand trekt zich iets van haar aan. Toch de behoefte aan een scherp randje?

Foto: Joris-Jan Bos