Een jongen is druk in de weer met tentstokken, verderop ligt iemand met koptelefoon te zonnen, twee vaders ontbijten met hun dochters, een oudere vrouw zit voor haar caravan, twee meisjes doen een balspelletje en uiteraard pakt iemand zijn gitaar: we zijn op de camping. Op Camping De Kooi om precies te zijn, tijdens Oerol 2019. In de troostijke mozaïekvoorstelling Part-Time Paradise tonen Skoft&Skiep en Tryater op even hilarische als ontroerende wijze hoe iedereen, behalve tent en bagage, ook altijd een flinke dosis eenzaamheid met zich meezeult.

Juist op een camping, waar privacy ver te zoeken is en iedereen behalve met zichzelf ook vooral veel bezig is met de ander, kan die eenzaamheid zich ongenadig aftekenen. Het publiek zit bij deze voorstelling in een hoge stellage en kijkt neer op een campingveld waarop tientallen tentjes, caravans en campers staan. Net als de campinggasten zelf zijn we onbeschaamde voyeurs: het leukste van kamperen is immers het onbeschaamd kijken naar het ploeteren van de ander.

Door dat vogelperspectief zie je de choreografieën achter alle campingroutines. De schoonheid achter het dagelijks behelpen. Dat wordt vertolkt door maar liefst dertien spelers (waarvan een deel van jeugdtheaterschool Meeuw komt) en een toenemend aantal (soms ongevraagde) figuranten. We zien twee Oerolvrijwilligers, van wie een er heel wat anders van verwacht had. Een wat reddeloze, oude vrouw is voor het eerst alleen op vakantie, sinds de dood van haar man moet ze alles opnieuw uitvinden. Een politieagent met verlof is gewoon op zoek naar rust, natuurlijk zet juist hij zijn tent op naast die veel te sociale gitaardocent, die in mum van tijd veel te familiair wordt en zijn ideeën over vrije liefde tegen hem uiteenzet.

Een vader en een dochter worden (wellicht na lange tijd) herenigd: tijdens hun breekbaar weerzien gooit een jongen een opgooitent hoog de lucht in. Verstilling en banaliteit vallen samen in een prachtig poëtisch toneelbeeld. Dergelijke pareltjes zitten er volop in deze voorstelling.

In een mooie afwisseling van alledaagse scènes en meer contemplatieve monologues intérieurs, worden de geschiedenissen van de verschillende gasten op het campingveld ontvouwd. Het ogenschijnlijke paradijs – de camping als vrijplaats voor recreatie, ontspanning en sociaal contact – vertoont al snel barstjes: opgekropte angst, twijfels en woede worden invoelbaar. En vooral die oeverloze eenzaamheid, die op een campingveld niet te maskeren of te verbergen is.

De slimme tekst van Wessel de Vries schiet voortdurend heen en weer tussen de verschillende personages. Hij schetst precies genoeg contouren om als toeschouwer zelf de personages in te kleuren. Zo worden de aanvankelijk karikaturale personages steeds gelaagder. Je gaat hun tekortkomingen begrijpen, waarderen zelfs.

De sterke (eind)regie van Tatiana Pratley zorgt dat er altijd meer te zien is dan je kunt. Ook als personages geen tekst hebben, gaat hun spel door. Op een aantal momenten vallen – als in een wonderlijk toeval – de handelingen in alle minibiotoopjes op de camping op poëtische wijze samen, en vormt de groep ineens, voor een kort moment, een mooi geheel. Daar gaat iets geruststellends van uit: je bent niet alleen, ook al zie je dat zelf niet.

En net als je inderdaad beseft dat de camping niet het paradijs is, maar juist het tegendeel, vinden de personages ineens ook troost, vriendschap en liefde bij elkaar. Is het toch weer het paradijs. Al is het maar voor even. Part-time.

Foto: Nichon Glerum