Mocht u het gemist hebben: Jeroen Bosch is dit jaar vijf eeuwen dood. Voor het Bossche Theaterfestival Boulevard liet Muziektheater Transparant zich voor de jaarlijkse jongerenvoorstelling losjes inspireren door De tuin der lusten. Die heet (Paradise)Hell, naar de twee kanten die de schilder in veel van zijn werk verbeeldt.

De indeling en het gebruik van het speelvlak zijn bepalend voor de voorstelling. Het voorste deel is leeg, halverwege hangen drie projectieschermen met wat ruimte ertussen en eronder, daarachter zijn twaalf jonge muziektheatermakers grotendeels onzichtbaar in de weer met hun stemmen en instrumenten. Op de schermen close-ups van plantendelen: bladeren en stengels.

Je denkt dat er in de loop van de voorstelling wel iets gaat gebeuren in dat niemandsland aan de voeten van het publiek, maar dat gebeurt niet:(Paradise)Hell speelt zich achter die schermen af. In de theaterzaal van Fort Isabelle in Vught kunnen die niet omhoog, dus is het kijken naar de beelden en stukjes van de aan de achterkant opererende muzikanten, en verder naar de muziek luisteren.

Niet iedereen in de zaal kan die relatieve anonimiteit aan. Ook omdat de muziek doorgaans niet gemakkelijk in het gehoor ligt, vindt een deel van het publiek dat het tussendoor best commentaar kan leveren. Enkele toeschouwers verlaten de tribune, wat veel minder storend is.

Intussen verdienen de jonge muzikanten, waarvan de meesten zingen en een instrument (van blokfluit en cornetto tot elektrische gitaar) bespelen, volop respect. Twee weken lang hebben ze zich van vroeg tot laat beziggehouden met de muziek die de begeleiders Liesa Van der Aa van Muziektheater Transparant en Michael Rauter van het Berlijnse experimentele gezelschap Kaleidoskop bij elkaar zochten en componeerden. In de doorlopende soundtrack gaan elektronische klanken samen met vijftiende-eeuwse muziek, mooie meerstemmige stukken, maar ook een musicalliedje als ‘A Whole New World’ uit Disneys Aladdin. Dat sluit natuurlijk aan bij de paradijskant van het verhaal. Om iedereen de hel te laten overleven worden vooraf oorpluggen uitgedeeld: ‘Er zit harde muziek in.’

Muzikaal is er van alles te beleven, maar het blijft eigenaardig om de mensen die daarvoor zorgen niet of nauwelijks te zien. Communicatief is (Paradise)Hell problematisch. De beelden van Wikke van Houwelingen zijn weliswaar intrigerend (camera’s dwalen in close-up over de structuren van roosters, tissues, tafelkleedjes, appels en de poriën in de geschminkte gezichten van de muzikanten), maar het is het enige dat er te zien is en het bouwt niet vaak duidelijk mee aan het verhaal. De regisseurs Suzan Bogaert en Bianca van der Schoot, die vanaf dit seizoen het Ro Theater gaan leiden, zien in het schilderij van Bosch aanleiding om ook iets te zeggen over onze dubbele moraal. Dat komt er niet uit. ‘Paradise’ is doorgehaald of staat tussen haakjes, ‘Hell’ heeft kennelijk de overhand, maar hoe zit dat? Er zijn beelden van brieven over een gijzeling en van een man in een kennelijk onaangename situatie, maar helder wordt het niet. Zo komt (Paradise)Hell eerder over als een tussenrapportage van een project dan als een voldragen voorstelling. Helemaal middeleeuws-anoniem was toch niet de bedoeling: uiteindelijk zien we de jonge talenten, wanneer ze het applaus in ontvangst nemen.

Foto: Karin Jonkers