Het in Zwolle gevestigde Kasko wil zich op twee manieren speciaal profileren: allereerst door een strikt ‘cross-disciplinaire’ aanpak van het creatieve proces en daarnaast als praktijkstation voor (afgestudeerde) studenten van (alle) kunstopleidingen. Onder artistieke leiding van Hendrik Aerts heeft een team van schrijver Nic Bruckman, dramaturg Ricarda Franzen, scenograaf André Pronk, kostuumontwerper Jacqueline Steylen, choreograaf Manuel Kiros Paulini en muzikaal leider Jonathan Bony met zeven performers deze voorstelling ontwikkeld waarvan de titel een ietwat ongemakkelijk de lading moet dekken.

De performers zijn zes vrouwen en één man, maar gender is niet het thema dat hier speciaal aangeboord wordt: bij aanvang zijn alle vrouwen gekleed in lange khaki trenchcoats. Pas als ze die één voor één uittrekken, leveren ze een eigen aandeel aan de voorstelling en krijgen we individuele karakters te zien.

De man (Sytze Bouma), die een centrale rol speelt in de voorstelling, opent met een monoloog waarin hij pogingen doet om zijn plaats in het ondermaanse te bepalen, op zijn vragen heeft hijzelf geen antwoord. Hierna volgt een complexe bewegingssequentie waarbij hij door de andere performers voor de rest van de voorstelling van zijn kleding ontdaan wordt. Hij blijft zijn centrale rol houden, op het letterlijke af: de andere rollen lijken in een soort constellatie om hem heen te draaien, terwijl hij uitgestrekt lang op de grond blijft liggen. Gaandeweg wordt ook duidelijk waar dit naar verwijst: aanleiding voor de voorstelling is de vondst van een gestorven man die wekenlang onopgemerkt in de huiskamer of keuken van zijn flat heeft gelegen.

De voorstelling concentreert zich op het proces dat tot deze situatie heeft kunnen leiden en benadert dat van verschillende kanten. De andere zes performers zijn alter ego’s, of avatars, of afsplitsingen, misschien wel klonen van de man. Tezamen bewonen of bezoeken zij zijn flat en stuk voor stuk zouden zij potentieel hetzelfde lot kunnen ondergaan als de gestorvene. Het stemmige toneelbeeld en dito lichtontwerp benadrukken juist de huiselijke context en vormen een sterk contrapunt tegenover de vaak grimmige teksten van de performers, die in een serie monologen op het publiek afgevuurd worden.

Zo beschrijft de Portugeestalige performer tot in onsmakelijk detail haar uitzonderlijke eetgewoontes en de schoonmaakster vindt vervulling in haar werk vanaf het moment dat zij dode mensen mag afleggen. De pianist, de postbode, de buurvrouw: elk individu is behept met een conflictueus onaangepast innerlijk, en dat allemaal op extreem niveau. Het publiek krijgt een staalkaart van individuen die strijd voeren tegen hun eigen bestaan. De monologen lijken wanhopige en vergeefse pogingen te beschrijven om deel uit te maken van de algemeen gedeelde werkelijkheid van het hier en nu.

Wanhoop is de overheersende toon van de voorstelling, maar de uitwerking in de monologen doet nogal geconstrueerd aan waardoor de toeschouwer op afstand gezet wordt. De teksten verliezen zich in fantasieën die er soms wel in slagen diepere lagen aan te boren, maar over het algemeen toch als bedenksels aanvoelen. Op den duur worden de monologen inwisselbaar omdat ze geen consequenties hebben, niet voor de spreker, niet voor de medespelers, niet voor het publiek. Uiteindelijk blijven het allemaal ships that pass in the night. Hierdoor treedt op den duur een verzadiging op en valt de impact, die aanvankelijk nog wel te voelen was, aan slijtage ten prooi.

Het doelbewust volgen van interdisciplinaire principes hoeft niet in alle gevallen tot verrijkende resultaten te leiden: waar de muzikale interventies er wel in slaagden om interessante aspecten toe te voegen – de monoloog van de pianist bijvoorbeeld bracht een heel nieuwe verfrissende muzikale wereld binnen – bleven de gechoreografeerde sequenties los staan van de handeling. De motivatie ervan was niet altijd helder te volgen. Ook al raakt de voorstelling aan al deze disciplines, de monologen vormen toch vooral de motor. Het is het tekstelement dus dat de voorstelling voortstuwt. Dat de voorstelling ook nog meertalig is met boventiteling, helpt ook niet om de impact ervan te versterken.

Foto: Sjoerd Derine