Als het hek dicht gaat, denkt de toeschouwer even op het verkeerde feestje te zijn beland. Het is een zooitje, een troep spelers loopt vervaarlijk door alles heen en de muziek – of beter nog: het geluid – komt van alle kanten, er wordt met stoelen gesmeten en het is niet altijd duidelijk waar je kunt gaan zitten of staan om niet onbedoeld in de mise-en-scène mee te doen.

Gelukkig is er een soort van podiumpje. En daarop een soort van spreekstalmeesteres. Zij introduceert in onvervalste straattaal de andere spelers en hitst ze op hun ding te doen. De hele voorstelling door, mengen zich muziek- en dansstijlen die onmogelijk allemaal te labellen zijn. Danimé Mvambanu (‘Selecta’) draait vervaarlijk met haar ogen en meer nog met haar pront naar achteren gestoken billen. Martha Szlachcinowska (‘Fresh Meat’ en later ‘White Sugar’) wordt in een bodybag op het toneel gelanceerd en ontpopt zich als een onvermoeibaar streetdancer. Alexa Hakkenbrak vuurt een prachtige rap af die ik graag nog een keer zou willen horen, zo goed, zo vol vondsten.

Wat vooral opvalt zijn de sterke vrouwenfiguren. Ze presenteren zich soeverein, botsen tegen elkaar op en tonen hun seksuele uitstraling zonder daarbij aan respect in te leveren. Integendeel, hoe meer ze zich manifesteren, hoe meer ze in control zijn. Drie mannen worden uit het publiek geplukt om mee te doen. Ze worden een voor een onbeschaamd door hen besprongen en bereden en moeten ook nog eens vertellen hoeveel geld ze op hun bankrekening hebben staan (‘we hebben geld nodig’).

De makers hebben met hun voorstelling een sfeertje proberen te maken dat doet denken aan de dansscholen waarin om de beurt de dansers de show proberen te stelen. Opgehitst door het publiek en de opgepompte beat, barst hun energie los. Het effect van de de rookmachine viel weg door de wind, en dat van de theaterlampen ook in de klaarlichte zomeravond. Maar de enorme drive van de spelers maakt alles weer goed.

Foto: Salih Kilic